vrijdag 11 december 2009

Paul McCartney als museumobject


Woensdag ben ik naar Paul McCartney geweest. Eerst wilde ik niet. Een popheld van 67, wat moet je daar van denken? En dan het Gelredome; een vliegtuighangar is gezelliger. Bovendien, voor de prijs van twee tickets koop je tegenwoordig het gehele oeuvre van Sir Paul. Daar heb je veel langer plezier van. Niks voor mij dus.

Gelukkig dacht mijn vrouw daar anders over. We gingen samen. Een verjaardagscadeautje. Je raadt het al: het was fantastisch.

Een dag later moest ik onwillekeurig aan het Museumcongres van twee maanden geleden denken. Het was daar nieuwe media voor en na. Wat kan een stoffig museum de huidige internet-afgrazende consument nog bieden? "Authenticiteit" riep marketeer Joseph Pine. "Onzin!", wierp trendwatcher Tom Palmaerts tegen: "Knowledge is downloadable. Je hoeft niet meer per se naar een museum."
Wat mij betreft bewees Paul McCartney het gelijk van Pine. Natuurlijk kun je alle geremasterde albums van de Beatles kopen of downloaden en datzelfde geldt voor Macca's gehele solo-oeuvre, maar uiteindelijk staat daar in het Gelredome toch een authentieke Beatle. Paul McCartney als vleesgeworden popgeschiedenis. Achteloos schudt hij de ene na de andere klassieker uit zijn mouw en tussendoor vertelt hij anekdotes over John Lennon, Jimi Hendrix en andere legenden. Daar kan geen I-pod tegenop.

Werkt het ook niet zo met museumobjecten? Alle info en plaatjes kun je bij elkaar googlen, maar als je in het museum oog in oog staat met een authentiek object - het Romeinse zeemans-altaar in Geen Zee te Hoog bijvoorbeeld - dan pas krijg je kippevel en voel je de ontroering. Die behoefte blijft altijd bestaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten