vrijdag 12 oktober 2012

Wat het Stedelijk van Villa Zebra kan leren?


Een gibbon in een ijslandschap, angstig scherpe close-ups van insecten, een ernstig gewond hobbelpaard… Villa Zebra pakt momenteel uit met “Ah, wat lief!”. Gesteund door haar vaste kinderpanel stelde de Villa een tentoonstelling met moderne kunst samen, afgestemd op haar minderjarige doelgroep, maar niettemin confronterend, verwarrend en compromisloos. Dit jaar zijn dieren leid- en lijdmotief.
Vorige week bezocht ik de feestelijke opening van “Ah, wat lief”. Sommige werken vond ik mooi, andere lelijk, gruwelijk, filosofisch of grappig, maar steeds werd ik geraakt. Villa Zebra is namelijk ook geschikt voor meerderjarige kijkers. Na een uurtje verliet ik geïnspireerd de Villa. Op de fiets moest ik onwillekeurig aan het Stedelijk Museum in Amsterdam denken. Wat een contrast! Toen ik enkele jaren geleden de tijdelijke dependance aan het IJ bezocht, had ik geen idee wat ik ervan moest vinden. De kunstenaars hadden hun ei gelegd en verder moest ik het maar uitzoeken. De summiere bordjes met conceptuele bespiegelingen gingen mijn bevattingsvermogen te boven en de hulpvaardige suppoosten wisten ook niet beter.
Ben ik dus conservatief?
Ongetwijfeld, maar wat vooral meespeelt is dat Villa Zebra haar publiek serieus neemt. Dat de Villa niet door, maar wel degelijk op de knieën gaat. Moderne kunst wordt met filosofische vragen, scherpe stellingen en humor opgediend, toegankelijk gemaakt. Daarmee bereikt de Villa niet alleen kids van kunstzinnige ouders maar ook een nieuw publiek: Rotterdamse kinderen die niets hebben met moderne kunst.
En mij natuurlijk.
Wie de kunst van het Stedelijk niet snapt, kan bij de buren altijd nog een Van Goghje bekijken. En zeg nu zelf, van een Baya Beachclub verwachten we ook geen programma voor intellectuelen, maar toch… mag ik als ontluikend kunstliefhebber alsjeblieft aan het handje worden genomen? Net als in Villa Zebra.