donderdag 27 januari 2011

Op zoek naar Jan

Dit blogje schrijf ik vanochtend thuis aan de eettafel. Ik ben in afwachting van een ietwat schimmige afspraak waardoor het geen zin heeft om me eerst bij het museum te melden. Shaula, mijn collega van marketing, en ik hebben namelijk een rendez-vous met Jan aan de Mathenesserdijk in Rotterdam Delfshaven. Met twee Jannen welteverstaan. Jan 1 wordt ons "op straat" geïntroduceerd door Raphaël van B-creative. Jan 2 hebben we zelf gecast en werkt in de Theaterfabriek aldaar. Ik vrees dat we een beetje Arisch type zoeken. Jan moet namelijk een archetypische Hollander zijn: sympathieke uitstraling, blauwe ogen, blond haar, dat soort cliché's. Hij wordt samen met Yin - een Chinese "actrice" die we al gevonden hebben - het gezicht van onze komende China-tentoonstelling:

Yin en Jan, China en Nederland door scheepvaart verbonden

Yin en Jan moeten wel wat kunnen. Ze moeten fotogeniek zijn, rond de dertig, sympathiek ogen, een beetje kunnen acteren en ze moeten een mooie stem hebben om teksten in te spreken. Vreemd genoeg hadden we Yin vrij snel gevonden, maar een overtuigende Jan is nog niet boven... eh... jan. Aangezien we komende week het campagnebeeld willen bepalen, is haast echter geboden en omdat alle Jannen er ook nog een echt leven met verplichtingen op na houden, beland je al snel op onverwachte rare plekken om kennis te maken. Vandaar. Dat u niet denkt dat we er een janboel van maken.

zondag 23 januari 2011

Corrupte bende


“Nou het was toen in China een corrupte bende hoor!”

Dat waren zo’n beetje de openingswoorden van Meneer Luxemburg. Eindelijk was het me gelukt deze keurige heer van 93 (!) in Rotterdam te ontmoeten.

“U kunt mij makkelijk herkennen: ik heb een snor en draag een kaki houtje-touwtje-jas.”

We troffen elkaar op het Centraal Station, perron 13.

Meneer Luxemburg is opgegroeid in de Chinees-Russische stad Charbin, in het noordoosten van China, waar hij in 1928 samen met zijn ouders belandde. Let wel: als enig kind, in een volstrekt onbekende wereld. Het was een roerige tijd. In China streden diverse krijgsheren om de macht en in de jaren dertig zou Japan China binnenvallen.
Toen ik – getipt door onze conservator - tijdens de telefonische kennismaking meneer Luxemburgs verhaal optekende, wist ik meteen dat we hem per se voor de camera wilden hebben. Hij past immers perfect in de serie van twaalf interviews met Chinezen en Hollanders, die we een plekje in onze China-tentoonstelling willen geven. De sneeuw van eind december gooide echter roet in het eten. Meneer Luxemburg durfde niet naar Rotterdam af te reizen en kon zich dus niet voegen in het strakke filmschema.
Toevallig gold dat ook – maar dan wegens een overvolle agenda – voor burgemeester Aboutaleb. Hem zouden we op 9 januari apart filmen, in zijn eigen habitat, het Gemeentehuis, kamer 105. Gelukkig mochten we deze locatie ook gebruiken voor het interview met meneer Luxemburg. Probleem opgelost.

Kamer 105. Ik verwachtte een kleine vergaderruimte met verlaagd plafond, maar het bleek de prachtige monumentale vergaderzaal van het Rotterdamse College te zijn. Mede daardoor werd het een geslaagd interview. De avonturen van meneer Luxemburg deden sterk denken aan tijdgenoot Kuifje in China. Hij vertelde over Chinese bedienden, een strenge Russische school, standrechtelijke executies, oorlogsgeweld, moeizame handel, binnenvallende Japanners… ga zo maar door. Een bijzondere man in een bijzondere zaal dus. De chique filmlocatie was meer dan verdiend.

woensdag 5 januari 2011

Literaire wederopstanding


Momenteel lees ik een biografie over Hadrianus, geschreven door Anthony Everitt. Deze Britse historicus slaagt erin om een Romeinse keizer, die toch al een kleine 1873 jaar dood is, overtuigend tot leven te wekken. Vooral zijn lenig geschreven conclusies vind ik mooi. Als hij vertelt hoe de agora – het beroemde openbare plein – van Athene dankzij de bouwwoede van de Romeinse bezetter, wordt volgeplempt met een enorm concertgebouw, omschrijft hij dit als:

“Het was een elegant staaltje van als gulheid vermomde arrogantie.”

Prachtig toch? Everitt bewijst dat je ook non-fictie literair kunt verpakken.

Zo ambitieus hoeft mijn schrijfwerk voor het Maritiem Museum natuurlijk niet te zijn, maar wel ben ik mij altijd bewust van de leesbaarheid van mijn teksten; in de eerste plaats om plezierig leesvoer voor de verschillende doelgroepen te bereiden, maar vooral ook om de boodschap helder te formuleren. Dat laatste gaat makkelijk mis, zelfs bij eenvoudige berichten. Bijgevoegde foto uit een restaurant is daar een amusant voorbeeld van. We weten allemaal wat er bedoeld wordt, maar strikt genomen wordt de wijnliefhebber hier non-alcoholisch afgescheept.

Zo’n verschrijving had mij natuurlijk ook kunnen overkomen en dus is het goed dat ik, samen met enkele andere collega’s, binnenkort op schrijfcursus ga. Dat houdt de geest fris en de pen scherp. Wie weet kom ik zo nog eens in de buurt van Everitts souplesse.