vrijdag 27 augustus 2010

Kudde bizons


Laatst was ik terug bij mijn oude werkgever, Diergaarde Blijdorp. Het team van de tentoonstelling Beesten aan Boord kreeg een enthousiaste rondleiding door een regenachtige dierentuin. Goed voor de teambuilding natuurlijk, en voor mij een excuus om ’s lekker nostalgie te happen.
Toch viel een ding me tegen: veel educatieve uitingen in de Diergaarde ogen sleets, zeker als je het vergelijkt met het Maritiem Museum. Begrijp me goed, Blijdorp heeft uitstekende interactieve uitingen en een zeer creatieve afdeling Educatie, maar die middag leek het net of op sommige plekken een kudde bizons was gepasseerd. Dat klinkt negatief, maar is goed te verklaren.
Blijdorp met het Maritiem Museum vergelijken, neigt natuurlijk naar de bekende appels en peren. Het grootste verschil zit ‘m niet in de creativiteit of kwaliteit van de educatie – dat zit wel snor in de Diergaarde – nee, het zit ‘m vooral in de gebruiksdruk. Reken maar uit: ons museum ontvangt jaarlijks 120.000 bezoekers en Diergaarde Blijdorp 1.500.000. Meer dan twaalf keer zoveel! Onze exposities staan gemiddeld een jaar, in Blijdorp is tien jaar gangbaar. Oftewel: een willekeurig educatief spel in de dierentuin kan door 15.000.000 bezoekers worden gebruikt (10 x 1,5 miljoen) en daarmee is de gebruiksdruk een factor 120 (!) hoger dan bij ons. Daar komt nog bij dat bij ons alle educatie veilig binnen staat en dat wij gastheren en –vrouwen hebben rondlopen die er streng (doch vriendelijk) op toezien dat onze bezoekers zich keurig gedragen.
Ja zeg, zo kan Blijdorp het ook!

vrijdag 20 augustus 2010

Voer voor techneuten


In mijn vorige blog beschreef ik de worsteling van een educator om technische onderwerpen begrijpelijk te houden voor een groot publiek. De tentoonstelling “Vloeiende Lijnen” over technische scheepstekeningen was de aanleiding, maar grappig genoeg bevat deze expositie ook een totaal andere uitdaging. We sleutelen momenteel namelijk aan een bijpassende techneutenlijn voor fijnproevers. Deze bèta-bezoekers worden straks bediend met de Expert Teaser, een informatieblad op het formaat van een technische tekening met allerlei diepgravende informatie. Een uitdaging van een geheel andere orde.
Ook hierbij werk ik nauw samen met gastconservator Gerbrand Moeyes. Dit keer proberen we zijn vakkennis echter niet te versimpelen, maar stellen we een heuse hersenkraker samen. Zomaar een fragment:

“Die verhouding bepaalt scheepsbouwmeester Van Zwijndrecht met een grafische methode, die wiskundig neerkomt op het meer of minder transformeren van een zogenaamde sinusoïde.”

Pittige kost. Ik moet bekennen dat ook ik regelmatig de draad kwijt ben. Geen probleem zou je zeggen, want ik ben immers geen techneut, maar stiekem hopen we dat ook intelligente mensen die meer dan gemiddeld geïnteresseerd zijn in geschiedenis, de Expert Teaser onder de knie krijgen. Toch wel een doelgroep waarmee ik me graag identificeer.

Gelukkig is Gerbrand onvermoeibaar. Als hij me weer eens een tekst voorlegt, mijn hersenen overuren maken om zijn uitleg te doorgronden en een schaapachtige blik verraadt dat het niet erg wil lukken, zegt hij meestal geduldig:

“Zal ik er een tekeningetje bij maken?”

Vaak valt het kwartje dan vanzelf. Hopelijk straks ook bij u.

vrijdag 13 augustus 2010

Sinusoïde, valpijpschepen en ander moois


Ik hoef u natuurlijk niet uit te leggen wat hydrodynamisch onderzoek is, een valpijpschip, een bulbsteven of een cavitatietunnel. Toch zijn dit voor veel - heel veel - mensen volstrekt nieuwe begrippen. Als educator probeer ik bezoekers te behoeden voor al teveel vakjargon, en zorg ik ervoor, als maritieme krachttermen echt niet te vermijden zijn, dat de begrippen in ieder geval helder worden uitgelegd. Normaal een klein facet van het dagelijks werk, maar nu we de tentoonstelling “Vloeiende Lijnen” voorbereiden vliegen de vaktermen mij letterlijk om de oren.
“Vloeiende Lijnen” behandelt de - verrassend interessante - geschiedenis van de technische scheepstekening. Bij de samenstelling van deze tentoonstelling krijgen we hulp van gastconservator Gerbrand Moeyes, een kenner die zeer boeiend over dit, toch tamelijk specialistische, onderwerp kan spreken. Gerbrand en ik hebben een prettige rolverdeling uitgedacht: hij legt begrippen als eenpunts-afmeersysteem en sinusoïde omstandig aan mij uit en ik vat dat populistisch voor u samen. Uiteraard controleert Gerbrand nog wel of mijn beknopte versie strookt met de waarheid. Overbodig te bloggen dat mijn onnozele alpha-hersenen het uiterste vergen van Gerbrands bèta-geduld.
Toch weet hij mij aardig te bestuiven met al zijn technische uitwijdingen. Sterker nog, ik heb in de afgelopen twee maanden zoveel bijgeleerd dat ik ons publiek begin te overschatten. Dat bleek toen ik de ondertitels schreef voor een geluidloos filmpje over het testen van modelschepen door onderzoeksinstituut Marin. Ik citeer:

“Cavitatie is het ontstaan van dampbellen die het schroefblad of roer aantasten.”
“Een goed ontworpen schroef geeft zo min mogelijk cavitatie en geluidshinder.”

“Wablief?”, was de bondige reactie van projectleider Lucie.

Misschien kon u de ondertitels nog redelijk doorgronden, maar in een filmpje van twee minuten, vol met dit soort boodschappen, gaat deze informatie echt te ver. Ik heb de ondertitels inmiddels aangepast.

Het is maar goed dat we dit soort zaken van te voren op elkaar testen; kennelijk zinkt ook een educator makkelijk weg in beroepsjargon.

vrijdag 6 augustus 2010

En er zat niet eens een dak op!


Onlangs kampeerden we drie weekjes in de Languedoc en meestal verdunnen we onze luiervakanties dan met een scheutje natuur en cultuur. Niets hoogdravends hoor, we wandelden door een spectaculaire Gorge en bezochten vestingstad Carcassonne en enkele Katharenkastelen. De recensie van dochter Loes (10) loog er echter niet om. Op de achterbank van een bevriend stel luchtte ze haar hart:
“Daar heb ik nu al mijn hele leven last van! Zijn we lekker op vakantie, moeten we weer naar zo’n kasteel! En er zat niet eens een dak op!”
Vandaar dat Ria en ik besloten dat het beter was om de opgravingen van de Gallo-Romeinse stad Oppidium d’Enserune zonder de kinderen te bezoeken. Het was prachtig weer en de kinderen vermaakten zich toch wel in het zwembad. Zodoende piepten we er twee uurtjes tussenuit.
Een deceptie.
Achteraf waren we blij dat we de kids op de camping hadden achtergelaten. Niet dat de opgraving niet spectaculair was. Welnee, voor de historische fijnproever waren de blootgelegde fundamenten op de 100 meter hoge heuvel juist erg indrukwekkend. Er was alleen niets, maar dan ook helemaal niets, gedaan om de leek te enthousiasmeren. Geen visualisaties van het leven vlak voor onze jaartelling. Geen meeslepende uitleg. Geen audiotour. Geen gidsen. Geen speelse speurtocht. Geen workshop archeologie. Slechts abstracte fundamenten en, ach ja, toch ook nog een museum voor de belangrijkste bodemvondsten… met een dak erop.
Had onze dochter zich daar dan wel vermaakt?
Ik vrees van niet. Sinds de jaren vijftig was er niets aan het museum veranderd. Rijen vitrines met honderden vazen, potscherven, muntjes en olielampjes. Geen van de objecten kreeg extra aandacht. We moesten zelf maar uitzoeken welke vondst van historisch belang was.
Loes had het me nooit vergeven.
Nee, dan Naturalis. Direct na onze vakantie bezochten we met Loes en een vriendinnetje het natuurhistorisch museum in Leiden. In Naturalis wordt praktisch het gehele dierenrijk op prachtige, vaak interactieve wijze, tentoongesteld. Mét informatie voor jong en oud. En een goed dak! We waren er drie uur zoet.
“Hoe vond je Naturalis?”, vroeg ik Loes op de terugweg in de auto.
“Veel leuker dan die saaie kastelen in Frankrijk!”