donderdag 20 december 2012

Wereldvreemde nerd.



Ik ben een wereldvreemde nerd.
En collega Ron Brand met mij.
Een verstrekkende conclusie, maar onontkoombaar wanneer je als naïeve educator en argeloos conservator  met vier zeelui in gesprek gaat over hun erotische avonturen. Niet voor de lol natuurlijk - nee zeg - maar omdat we aan dit pikante onderwerp een tentoonstelling willen wijden.
Al eerder schreef ik over mijn ontmoeting met Koos op Katendrecht. Hij vertelde bloemrijk over de mores op zee en de volkscultuur op de Kaap. Deze afspraak met de vier zeelui was min of meer een vervolg. Ook Koos was weer van de partij, dit keer aangevuld met een oud-machinist, oud-stuurman en oud-kapitein.
Ron en ik vreesden voor een aarzelende start – je deelt immers niet met iedereen je seksleven – maar daar vergisten we ons in. De gewezen stuurman nam meteen het voortouw en al snel bleek de ene anekdote opmaat voor de andere. De verhalen waren soms schunnig, maar meestal vol humor, zelfspot en realiteitszin. Over spanningen aan boord tijdens lange reizen die zich ontlaadden in knokpartijen, bevlekte pin-ups en seksblaadjes, populaire havens in Latijns-Amerika en de professionaliteit van Japanse hoeren. De heren namen kortom geen blad voor de mond . Ze schilderden een mannencultuur gedreven door testosteron en hormonen.
“Een kut trekt meer dan tien paarden” , verklaarde Koos poëtisch. Ron en ik hielden uiteraard ons gezicht professioneel in de plooi, maar beseften dondersgoed dat ons hier een wereld werd voorgeschoteld waarvan wij - museale kantoorklerken - slechts  het bestaan vermoedden.  Niet omdat wij zoveel beschaafder zijn dan onze gasten, maar puur omdat wij nooit in de ‘juiste’ omstandigheden verzeild zijn geraakt. Onze vier gasten zijn er stellig van overtuigd dat ‘alle’ mannen - ongeacht nationaliteit of cultuur - hetzelfde zijn en er lang op reis en ver van huis hun eigen seksuele normen en waarden op na houden.
Ik begreep het eigenlijk wel.
Onwillekeurig moest ik echter aan mijn voormalige werk als educator in Diergaarde Blijdorp denken. De dierentuinwereld heeft veel te stellen met jonge mannetjesolifanten die, eenmaal in de puberteit, de gehele kudde beginnen lastig te vallen. Moeder, tante, broer of zus… maakt niet uit. In de natuur wordt zo’n hitsige jongeling domweg de kudde uit gebonjourd, maar in dierentuinen worden ze noodgedwongen apart gehuisvest.  Afgaand op de anekdotes van onze zeemannen gedragen mannetjes-mensen zich niet veel anders: ook zij worden gedreven door hun instincten, met dat verschil dat ze tussendoor nog weleens een goed boek lezen.
Sommige exemplaren althans.

donderdag 6 december 2012

Dames met een rauwe gerrit


Dat veel zeelui op hun lange reizen de bloemetjes buiten zetten, is publiek geheim: iedereen weet het, maar niemand wil erover praten. Voor een nieuwe tentoonstelling  zijn we niettemin op zoek naar maritieme ooggetuigen die minder moeite hebben om hun “avontuurlijke” verleden of heden te delen. Gelukkig hebben we er een aantal gevonden.
Koos is er een van.
Twee weken terug ging ik bij hem op de koffie.  Koos, zeventig jaar oud, heeft in zijn jonge jaren de wereld rondgevaren en woonde een groot deel van zijn leven met partner Rob op Katendrecht . Vanuit een comfortabel appartement overziet hij nu de Kaap en kijkt hij terug op het roemruchte verleden van de wijk. Koos is heel stellig: “Bij ons aan boord ging iedereen naar het bordeel.  Alleen de hoofdmachinist niet - die ging naar de kapper, zei hij - maar als we weer op zee waren bestelde hij ineens een colaatje in plaats van zijn favoriete neut. Alcohol en penicilline gaan immers niet samen.”
“Penicilline?” vroeg ik naïef.
“Ja, om geslachtsziekten te onderdrukken.”
“Aha.”
Koos zat duidelijk in zijn praatstoel. Hij vertelde honderduit.  Over hoe hij tijdens zijn carrière op zee nog in de kast zat. Dat homo’s troost vonden bij begripvolle hoeren op de Kaap. Dat de naam Katendrecht bij Griekse zeelui beter bekend was dan Rotterdam zelf. Dat Noorse zeelui hun geld liever aan alcohol besteedden dan aan de dames. Kortom, sappige anekdotes uit een vervlogen verleden.
Het mooiste aan de verhalen van Koos vond ik het Kaapse taalgebruik. De straattaal van een havenstad is meestal niet mals, maar op Katendrecht was men wel heel virtuoos. ‘Die vrouw speelt piano’ was codetaal voor een heimelijke prostitué en een dame die erg veel klanten had bediend, had na een dag last van een ‘rauwe gerrit’. Ook de bijnamen van de prostitués spreken nog steeds  tot de verbeelding: de Makreel was een hoer uit Zeeland, Lodalientje werd vernoemd naar het schoonmaakmiddel waarmee ze de eczeem op haar dijen bestreed en Corrie van de Rekels was een dame die op luidruchtige wijze haar vleeswaar aan de man bracht.

Binnenkort spreken we Koos weer. Maar dan in gezelschap van enkele andere openhartige zeemannen. Het belooft een gezellige boel te worden.