vrijdag 2 december 2011

Havenstad vs Wereldstad


"Ik ben Joke, 72 jaar, en zong vroeger voor de soldaten bij Parijs."
"Mitchel, 22 jaar. Ik ben Antilliaan en hou van rappen."
"Mijn naam is Miriam. Ik kom uit Polen en zing in een Oekraïens koor."
"En ik ben Angelique, 18 jaar. Ik wil graag doorbreken als R&B-zangeres."
Het was een bont gezelschap dat ik eind oktober aantrof in een buurthuis te IJsselmonde. De mensen van het Multi+Songfestival waren daar druk doende een gezelschap muzikale senioren te koppelen aan jong, aanstormend talent. Dit alles onder de bezielende leider van zangeres Ntjam Rosie en arrangeur Paul Meyer. Einddoel: een gezamenlijk optreden met zes professionele muzikanten tijdens het Concert Music Generation in IJsselmonde.
En wat heeft dat nu met het Maritiem Museum te maken?
Wel, officieel weet ik het nog niet, dus misschien blog ik voor mijn beurt, maar uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat onze jongste subsidieaanvraag voor "Musea in de Wijken" is goedgekeurd. Bedoeling van deze subsidieregeling is dat we onze neus laten zien buiten het museum, en dit keer willen we in Charlois de muzikale confrontatie opzoeken. Daar kan ik de professionals van het Multi+Songfestival goed bij gebruiken.
In ons geval willen we zingende ouderen, die opgegroeid zijn in de havenwijk Charlois en die nog ervaren hebben welke belangrijke rol de haven voor deze wijk heeft gespeeld, koppelen aan musicerende jongeren, veelal van allochtone afkomst, die nu in Charlois opgroeien en geen benul hebben van de maritieme oorsprong van hun wijk. Ooggetuigen van de oude Havenstad ontmoeten dus de inwoners van de moderne wereldstad. Samen gaan ze aan de slag: ze verhiphoppen maritieme liederen gieten urban music in een Shanti-jasje en terloops wisselen ze (maritieme) verhalen uit. Het resultaat hopen we te koppelen we aan de viering van 550 jaar Charlois in 2012, zodat onze muzikanten meteen ook een flink podium krijgen.
Tijdens mijn bezoekje aan IJsselmonde zag ik dat het wel goed komt met onze muzikale confrontatie. Zet ouderen en jongeren met een passie voor muziek bij elkaar en er ontstaan onverwacht mooie resultaten.

donderdag 24 november 2011

Terug-In-De-Tijd-Reis


Leuk moment deze week. 114 PABO-studenten van de Hogeschool Rotterdam in onze bescheiden Zadkine Zaal. Als haringen in een tonnetje. Normale capaciteit van de zaal: 55 personen. Fysiek dus eigenlijk onmogelijk - volgens kenners - maar heus: het paste.
Vanwaar al dat jonge talent in ons museum?
Dat heeft te maken met de Terug-In-De-Tijd-Reis, de opvolger van de Maand van de Maritieme Canon, een van onze meest succesvolle projecten van 2011. Eigenlijk gewoon hetzelfde project, maar de titel dekt nu beter de lading en is vooral minder saai.
De studenten waren nog wel een beetje bleu afgelopen woensdag. Velen kenden ons museum nog niet en hadden geen idee wat er van ze verwacht wordt. Namelijk dat ze vrijdag 20 en 27 april en 25 mei met z'n allen ons museum overnemen.
Een educatieve greep naar de macht.
In drie dagen tijd loodsen ze dan 1000 basisschoolleerlingen door het museum. Ze trakteren de kinderen op theater, living history, sterke verhalen, maritieme spellen, zangles, etc. etc. en gaan dus creatief in de weer met onze maritieme geschiedenis. Op onze beurt garanderen wij dankbaar publiek dat aan hun lippen hangt. Wat wil een PABO-student nog meer?
Nou, duidelijkheid dus.
Vandaar dat ze en masse door hun leerkrachten gebrieft werden in de Zadkine Zaal en kennis maakten met het museum. En met ons natuurlijk, want educator Hanneke, evenementenman Peter en ondergetekende spelen de strenge jury die het werk van de studenten zal beoordelen.
Wat ons betreft het leukste onderdeel van de Terug-In-De-Tijd-Reis.

donderdag 17 november 2011

Spacy bobbels en hightech welvingen



Het valt niet mee om bij te blijven als eenvoudig educator. Voor je het weet beland je in een bespreking waarbij de buitenaardse vaktermen je om de oren vliegen. Dat overkwam me vorige week in Utrecht, toen ik samen met onze twee projectleidsters, op werkbezoek was bij de creatieve geesten van Bureau Tinker, de ontwerpers van de nieuwe kindertentoonstelling over Professor Plons.
We stonden lange tijd stil bij het speelschip van de professor dat aanvankelijk door Tinker ingestoken was als een soort Jules-Verne-achtige fantasieschuit. Dit ontwerp hadden we getoetst bij de doelgroep - kinderen van de Rotterdamse basisschool De Margriet - maar de reacties waren niet erg enthousiast. Het schip moest moderner, vonden de kids; Professor Plons is immers zelf ook modern. "Met robotarmen en computers!", gaf een jongetje nog mee. Tinker reageerde met een nieuw ontwerp, vol spacy bobbels en hightech welvingen, maar ook daar aarzelden we nog over.
"Heb ik me teveel laten sturen door James Bond?", twijfelde ontwerper Paul hardop.
Tot dat punt kon ik de discussie goed volgen, maar toen zette projectleidster Patricia in: "Die Zaha-Hadid-achtige blobs krijgen we toch nooit goed voor elkaar?"
Zaha-Hadid?
Ik had geen idee wie of wat Patricia bedoelde. In zo'n geval is het zaak je gezicht in de plooi te houden en begrijpend te knikken.
Dat lukte.
Uit zijn reactie bleek dat Tinker-directeur Erik beter op de hoogte was: "Zei je nu Zaha Hadid? Waar hebben we het over? Dit zijn toch gewoon gaten in een formica-wandje!"
Blijkbaar was Zaha Hadid een vormgever, zoveel was me nu wel duidelijk. Ik zou het later nog wel even googlen. De rest van de bespreking stoomde gelukkig voort op mijn niveau: "De reden dat ik dit kastje cardanisch heb opgehangen," vervolgde Paul, "is dat je er een schop tegenaan kan geven en dat alles dan omvalt." Daar kon ik inkomen. Terug naar de essentie: of er nog wat lol te beleven valt in de nieuwe Plons...


PS: Zaha Hadid is een Britse architecte van Iraakse afkomst die uitblinkt in bizarre amorfe ontwerpen. Wist je dat niet?

maandag 7 november 2011

Suffe bootjes en ouwe mannen


“Ga jij bij dat bootjesmuseum werken?”, vroeg de pr-man van Blijdorp mij ooit toen ik over mijn nieuwe baan vertelde: “Wat moet jij daar nou? Dat is toch iets voor ouwe mannen.”
Ik bedankte hem hartelijk voor het verkapte compliment, maar besefte ook voor het eerst dat hele volksstammen ons museum associëren met gepensioneerde zeelui en stoffige scheepsmodellen. Nu kan ik niet ontkennen dat beide tot onze vaste entourage behoren, maar er is zoveel meer. Al bijna twintig jaar vermaakt Professor Plons onze jongste bezoekers en de Buffel is al dertig jaar een opwindende tijdmachine. Maar inderdaad, we hebben ook bootjes en gewezen zeelui.
Daar schamen we ons niet voor.
Voor ‘Recht zo die gaat!’, onze tentoonstelling over navigatie, hebben we echter alles uit de kast gehaald om dit bootjesimago te ondergraven. Voor de zoveelste keer trouwens. Oké, er staan vijf mooie scheepsmodellen in een enorme vitrine, en natuurlijk heb ik de eerste oud-zeevaarders al gesignaleerd die deze scheepjes amechtig stonden aan te staren, maar het hart van de tentoonstelling wordt gevormd door unieke objecten (de wereldkaart van Mercator uit 1569!), toegankelijke educatieve filmpjes (met Jack Wouterse) en heel veel interactieve onderdelen.
Een echte familievoorstelling dus.
Ons nieuwste wapen in de strijd tegen ons bootjes-imago is de Globetrotter Helpdesk. Een infokar over zeekaarten en navigeren. Judith en Floor, twee frisse blonde, maar zeker ook slimme, meiden van de PABO, bemannen de Helpdesk en winden ons publiek met jaloersmakend gemak om hun vingers. Uiteraard wel nadat we ze een stoomcursus navigatie hebben laten doorlopen.
Dus… wat nou ‘bootjesmuseum'!?
De jonge dames vallen uiteraard ook in de smaak bij oude mannen met een maritiem verleden. Sterker nog, met zichtbaar plezier verrijken deze heren Judith en Floor met allerlei extra weetjes. Het etaleren van kennis is immers een typische mannenkwaal.
“Meissie, met zo’n parallelliniaal kun je ook heel anders je koers aflezen hoor!”, wist een zeebonk al op de eerste dag dat de infokar door Judith werd bemand.
De ouwe rot en jonge studente stonden niet veel later zij aan zij de rest van het publiek voor te lichten. Daar zaten trouwens verdraaid veel dames en kinderen tussen. En ouwe mannen natuurlijk.

vrijdag 28 oktober 2011

Fusie uit armoe of ambitie?


"O, werk je bij het Maritiem Museum? Wat leuk! Jullie gaan toch fuseren met het Schielandhuis?"
Tegenwoordig kan ik geen verjaardagsfeestje bezoeken of de mogelijke fusie tussen het Maritiem Museum en Museum Rotterdam wordt aangesneden. En dan meestal precies als ik zit te worstelen met zo'n rampzalige tompouce. Mogelijke fusie, schrijf ik bewust, want het is nog lang niet zeker of ons museum samengaat met de buren. En trouwens, het gaat niet alleen om een fusie met Museum Rotterdam, ook het Havenmuseum en het Oorlogs- en Verzetsmuseum zijn bij de besprekingen betrokken.
"Wat vind je eigenlijk zelf van die fusie?", is meestal de volgende vraag.
Terwijl ik de onwillige tompouce met een vorkje probeer te vierendelen, veins ik dan enthousiasme: "Tja, inhoudelijk vind ik het heel interessant. Mocht ik de fusie overleven dan wordt het werk zelfs leuker; nog meer historische onderwerpen waar ik me op uit kan leven."
Vervolgens neem ik een flinke hap uit de tompouce in de hoop met volle mond het gesprek te smoren. In werkelijkheid ben ik namelijk minder enthousiast, maar vind ik het flauw om de feeststemming te bederven. Een fusie tussen twee musea kan goed uitpakken - het nieuwe Museum Aan de Stroom (MAS) in Antwerpen is een inspirerend voorbeeld - maar ik weet niet zeker of dat voor de Rotterdamse plannen ook geldt. Punt is namelijk - om bij het Vlaamse voorbeeld te blijven - dat het bij het MAS ging om een fusie uit ambitie. Een aantal kleine musea zijn samengevoegd in een prachtig nieuw gebouw en dat leverde veel meer op dan de som der delen; Antwerpen is een attractie rijker. Op dit moment wordt inderdaad onderzocht of ook een fusie tussen de Rotterdamse musea mogelijk is, maar in dit geval met de doelstelling zoveel mogelijk te bezuinigen. Een denkbaar scenario is bijvoorbeeld dat het Museum Rotterdam in het pand van het Maritiem Museum wordt gehuisvest. Dat scheelt een hoop geld, maar is niet bepaald het resultaat van een fusie uit ambitie. Meer een uit armoe. Het MAS is een impuls voor havenstad Antwerpen. Een MAM (Museum aan de Maas), vrees ik, een verschraling van het culturele aanbod in Rotterdam.
"Maar denk je dat die fusie ook echt door gaat?"
"Huh... wat?... Sorry, even mijn mond leeg eten... Jij ook een tompouce? Er zijn er meer hoor."

maandag 24 oktober 2011

De opmars van Sjaak de Scheepshond


Het kan raar lopen in een hondenleven. Zit je lekker te suffen aan boord van je antieke zeilschip te Vlaardingen, word je gespot door een passerend educator. Het overkwam Esin vorig jaar toen ik op zoek was naar een maritieme viervoeter die in de huid van Sjaak de Scheepshond kon kruipen, de hoofdrolspeler in een nieuw educatief programma voor kleuters. Esin – overigens een teefje – werd door haar enthousiaste baasje enthousiast gestimuleerd om mee te doen, hoewel de noodzakelijke fotosessie niet echt op rolletjes liep (zie mijn blog van 4 juni 2010).
Uiteindelijk kwam alles goed en werd Sjaak de Scheepshond een van de meest succesvolle lesprogramma’s in ons museum. Zo succesvol dat de carrière van Sjaak inmiddels die van Carice van Houten naar de kroon steekt.
“Zullen we Sjaak ook als activiteit inzetten voor het Jeugd Vakantie Paspoort?”, vroeg collega Hanneke daarom dit voorjaar. Ze hoopte natuurlijk slim mee te liften op Sjaaks succes.
"Uitstekend idee!", vond ik.
En zodoende maakten afgelopen zomer 3361 Rotterdamse kinderen en 2113 ouders kennis met Sjaak de Scheepshond. Inmiddels heeft het uitdijende imperium van Sjaak zelfs ons kantoor bereikt. Op de foto ziet u Sjaak meevergaderen over zijn volgende actie. De tentoonstelling Professor Plons gaat eind maart namelijk tijdelijk dicht en Sjaak heeft zich bereid verklaard de verjaardagsfeestjes, die normaal gesproken in Plons gevierd worden, van de professor over te nemen.
We verwachten dat Sjaak volgend jaar minstens een Oscar-nominatie in de wacht sleept.

donderdag 13 oktober 2011

“Mijn lief best vrouwtje”


“Ik ben zo gelukkig dat we die laatste maandagavond rustig en ongestoord konden doorbrengen en dat mijn ‘schatje’ zo flink was toen ik haar verliet. Het is zoveel verstandiger en zoveel prettiger voor diegene die weg gaat, als een afscheid voor enkele weken met verstand tot de juiste proporties wordt teruggebracht.”

Laatst hadden we een vergadering waarbij conservator Ron Brand voorlas uit de correspondentie van George Reuchlin, geschreven aan boord van een prachtig passagiersschip. Ook bovenstaande passage kwam aan bod.
Waarschijnlijk was u niet erg onder de indruk. Wij wel. Omdat wij de context kenden; met de juiste kennis krijgen woorden en beelden immers een totaal ander gewicht.
Ik zal het bewijzen.
Dit is de juiste context: Jonkheer George Reuchlin was een van de directeuren van de Holland-Amerika Lijn; de passage komt uit een brief aan zijn vrouw en vier kinderen en is gedateerd 10 april 1912; het passagiersschip waarop Reuchlin zich bevond heette de... ‘Titanic’.
Voila.
Lees nu de tekst nog maar een keer:

“Ik ben zo gelukkig dat we die laatste maandagavond rustig en ongestoord konden doorbrengen en dat mijn ‘schatje’ zo flink was toen ik haar verliet. Het is zoveel verstandiger en zoveel prettiger voor diegene die weg gaat, als een afscheid voor enkele weken met verstand tot de juiste proporties wordt teruggebracht.”

O ja, Reuchlin heeft de reis niet overleefd.

Indrukwekkend stukje tekst, niet?

vrijdag 7 oktober 2011

Nieuwe planeet (met leven) in kaart gebracht


Het zal u niet ontgaan zijn: de NASA heeft vorig jaar een planeet ontdekt die veel weg heeft van onze eigen aarde. Haar grootte komt overeen, maar ook – nog belangrijker – de afstand ten opzichte van de ster waar ze omheen cirkelt. Daarbij komt dat de planeet een dampkring heeft en water bevat. Er zijn net als bij ons landmassa's en oceanen. Wetenschappers kwamen al snel tot de conclusie dat er leven voorkomt. De planeet is inmiddels Snok gedoopt, naar de onlangs overleden Sloveense kernfysicus. Helaas zullen we Snok nooit bereiken. De planeet bevindt zich op 163 lichtjaren van de aarde.

In het Maritiem Museum hebben we Snok niettemin tot leven gebracht. Schoolkinderen die de tentoonstelling ‘Recht zo die gaat! Varen op de kaart van Mercator’ bezoeken, maken onder andere een wereldkaart van Snok. Dat doen ze aan de hand van bovenstaande, met NASA-gegevens samengestelde, globe.
Geen eenvoudige opgave.
“Wat vonden jullie de moeilijkste opdracht?”, vroeg ik na afloop van de proefles met groep 7 van basisschool ’t Landje.
“Snok tekenen!”, riepen de kinderen in koor.
“Mooi! Dat was ook precies de bedoeling. Nu hebben jullie zelf ervaren hoe moeilijk het is om een ronde planeet op een platte kaart weer te geven.”
Een probleem waar overigens elke cartograaf mee worstelt of worstelde.
Ook de grote Mercator.
De ontdekking van Snok heeft nu al zijn educatieve nut bewezen.

zondag 25 september 2011

Historisch spervuur


Hoewel de China-tentoonstelling ‘Yin en Jan’ alweer een half jaartje geopend is, zijn we er nog volop mee bezig. Vorige week woensdag hadden we bijvoorbeeld professor Barend ter Haar over de vloer, een gerenommeerd Sinoloog en China historicus, verbonden aan de Universiteit Leiden.
Geen alledaagse gast.
In de entreehal van het Maritiem Museum gaf de professor zijn openingscollege Chinese geschiedenis, vooral bedoeld voor zijn eigen eerstejaarsstudenten – 100 nieuwsgierige exemplaren die voor de gelegenheid naar Rotterdam waren afgereisd - maar ook toegankelijk voor Vrienden van het Maritiem Museum en gewone bezoekers.
Ze kwamen niet voor niets. Professor Ter Haar weet namelijk niet alleen veel, heel veel, over China, hij vindt het ook heerlijk om die kennis te etaleren. In ons geval live aangevuld door onze eigen conservator Irene Jacobs. Ze behandelden samen de 400 jaar oude relatie tussen China en Nederland.
En dat alles in een uurtje.
Het resultaat: een stortvloed aan informatie. Van Dirk China en Jacob van Neck tot Mao Zedong; van Koreaanse buurman Kim Jong Il tot Khublai Khan; en uiteraard van Qin, Han en Tang tot hedendaags China. Menig beginnend student stond het water al snel aan de lippen, maar de professor bracht zijn college zo flamboyant dat ze het hoofd toch boven water wisten te houden. Of dat ook voor onze eigen Vrienden en bezoekers gold, durf ik niet te beweren, maar zeker is dat ze een gedenkwaardig uurtje met een ongekende informatiedichtheid achter de rug hebben.
Leuk hoe ‘Yin en Jan’ ons nog steeds bezig houdt.

woensdag 7 september 2011

Conservator met zelfspot


Toen ik twee jaar terug aan de slag ging in de museumwereld, viel een ding mij meteen op: museummensen nemen zichzelf verschrikkelijk serieus. Aan deskundige specialisten geen gebrek, maar slechts een enkeling heeft zich verdiept in zelfspot.
Ik had echter geluk. In het Maritiem Museum kom ik namelijk wel collega’s tegen die de draak met zichzelf durven te steken. Zelfs onder onze conservatoren; bij andere musea toch vaak de meest zwaarwichtige collega’s.
Zo werd ik een jaar terug aangenaam verrast door Jeroen ter Brugge, ons Hoofd Collecties, zeg maar de überconservator. Jeroen vond het geen probleem om een stoffige parodie op zichzelf te spelen in een introductiefilm bij een van onze museumlessen. Dat verdient natuurlijk veel respect, maar mijn allergrootste held is sinds kort conservator Wouter Heijveld…
Wouter speelde enkele weken terug zichzelf in een interviewfilmpje met Jack Wouterse. Voor de kust van Scheveningen werd hij aan boord van museumschip Mercuur aan de tand gevoeld over kustnavigatie. Hoewel hij waarschijnlijk de enige was die iets tegen zeeziekte had ingenomen, werd uitgerekend Wouter zeeziek. Dat maakte het filmen knap lastig. Zo goed en kwaad als het ging werden, tussen het braken door, de nodige beelden geschoten. De filmsessie eindigde met een tweegesprek tussen Wouter en Jack. Dat ging ongeveer zo:
Jack: “Ah, nu snap ik hoe dat werkt met kustnavigatie.”
Wouter (bleekjes): “Nou… eh… gelukkig maar.”
Jack (plagend): “Harinkje?”
Dat was duidelijk een culinaire suggestie teveel. Voor het oog van de camera draaide Wouter zich om, rende naar de reling en ging vervolgens tamelijk overtuigend over zijn nek. Menig conservator zou bezwaar hebben gemaakt tegen het gebruik van de amusante beelden die dat tafereel opleverde – ze passen immers niet bij het zorgvuldig opgepoetste imago – maar Wouter niet. Wouter besefte dat zijn zeeziekte weliswaar een ongemakkelijke bijkomstigheid was, maar ook dat het filmpje daardoor aan kracht heeft gewonnen. Gelukkig doet Wouter wel aan zelfspot.

vrijdag 19 augustus 2011

Jack Wouterse en Gerard Mercator


Gerard Mercator.
Ik weet het: ik ben een uitzondering, maar zodra ik de naam van deze cartograaf hoor, spits ik de oren.
Jij waarschijnlijk niet.
Dat is natuurlijk de spagaat waarin een educator zich regelmatig bevindt; een bepaald onderwerp is misschien heel belangrijk en in potentie reuzeboeiend, maar probeer dat je publiek maar eens wijs te maken…
Soms grijpen we naar een paardenmiddel. We vatten een moeilijk verhaal samen in een belachelijk kort tekstje, verwerken het tot een ludiek spel of maken er een aantrekkelijk ‘filmpje’ van. Het maken van zo'n educatief filmpje is een kunst op zich. Vooral het Klokhuis is daar meesterlijk in. Dit jeugdprogramma slaagt er al jaren in om met jonge, ADHD-achtige presentatoren op lichtvoetige wijze de meest complexe onderwerpen tot de essentie te fileren.
Voor ‘Recht zo die gaat!’, onze komende Mercator-tentoonstelling, probeerden we die aanpak te imiteren. Dat heeft Mercator wel verdiend. Vier eeuwen terug maakte deze Vlaamse cartograaf namelijk een zeekaart waarmee voor het eerst in de geschiedenis fatsoenlijk kon worden genavigeerd. Het gebruik ervan is echter tamelijk complex en nauwelijks in een kort tekstje te vangen. De oplossing?
Juist!
Een filmpje.
Geschikte deskundigen hadden we snel gevonden. Willem Busz, navigatiedocent aan het Scheepvaart en Transport College, en twee van onze eigen conservatoren wilden graag figureren. Toch vreesden we dat hun heldere uitleg niet afdoende zou zijn.
Te dociel.
En daarom hebben we acteur Jack Wouterse ingeschakeld om deze experts te verzachten, te vermenselijken. Grote vriendelijke reus Jack wist precies de juiste lekenvragen te stellen, waardoor een naturel gesprek met onze deskundigen ontstond waarin alle info op vrolijke wijze aan bod kwam. Jack bleek de ideale intermediair tussen cartograaf Mercator en het grote publiek.
Wedden dat Jack ook jou straks de oren laat spitsen?

dinsdag 16 augustus 2011

Drie Nederlanders op de Titanic




Op 15 april 2012 is het honderd jaar geleden dat de Titanic ten onder ging. In de tussentijd zijn er natuurlijk veel meer schepen gezonken, maar deze ramp kennen we nog allemaal. Vandaar dat het Maritiem Museum in 2012 een kleine tentoonstelling aan de Titanic zal wijden. Nu is alles wel zo’n beetje gezegd en geschreven over dit passagiersschip, dus zochten we naar een originele invalshoek. Die hebben we gevonden. We concentreren ons op de lotgevallen van de drie Nederlandse passagiers aan boord: meneer Reuchlin, een directeur van de Holland-Amerika Lijn, kok Bolhuis en stoker Van der Brugge.
We gaan voor human interest.
Wat meneer Reuchlin betreft valt er een hoop te vertellen. Zijn familie heeft een archief bijgehouden, dus aan emotionele, persoonlijke objecten geen gebrek. Van Bolhuis is echter weinig bekend en Van der Brugge is ronduit een mysterie. We weten niet eens hoe hij eruit zag.
Lastig werken natuurlijk.
Vandaar dat de Titanic-projectgroep afgelopen donderdag de kunst heeft afgekeken bij het Airborne Museum in Oosterbeek en het nabij gelegen Openluchtmuseum in Arnhem. Qua onderwerpen natuurlijk mijlenver verwijderd van onze tragische oceaanreus, maar de manier waarop deze twee musea onze emoties bespelen, bleek toch erg leerzaam. Het Airborne Museum wemelt van de persoonlijke ooggetuigeverslagen die de slag om Arnhem tastbaar maken, terwijl het Openluchtmuseum vooral veel ‘gewone’ mensen aan het woord laat, waardoor zelfs een stoffig onderwerp als klederdracht een snaar weet te raken. Beide gebruiken vooral veel citaten, veel soundbytes en heel veel directe en indirecte sfeerbeelden. De museumobjecten doen er nog wel toe, maar krijgen een menselijke context.
Dat gaan we voor de Titanic ook proberen.

dinsdag 12 juli 2011

Vikingen verslaan Romeinen



Als educator weet ik natuurlijk het nodige over schoolkinderen, maar soms zit ik er grondig naast. Daarom raadpleeg ik af en toe mijn eigen kinderen (heel wetenschappelijk), leerkrachten (nog wetenschappelijker) en de doelgroep zelf (wetenschappelijkst). Af en toe blijkt dan dat mijn liefde voor geschiedenis blind maakt.
De les Ranking History, die bij onze tentoonstelling Geen Zee te Hoog hoort, is daar een goed voorbeeld van. Kinderen mogen bij deze les de twee leukste, boeiendste of spannendste onderwerpen kiezen uit een shortlist van twintig historische maritieme onderwerpen. Daarmee gaan ze vervolgens aan de slag. Die shortlist heb ik destijds met zorg voorgeselecteerd uit onze eigen Maritieme Canon. Bontekoe zit erin, Michiel de Ruyter, de VOC, de watersnoodramp, de Tweede Maasvlakte, en ook drie Romeinse onderwerpen.
Voor elk wat wils dus.
Dankzij de keuzes die de kinderen in het afgelopen jaar hebben gemaakt, weet ik precies welke onderwerpen populair zijn. Wel wordt de uitslag natuurlijk vertekend, want die populariteit hangt niet alleen af van persoonlijke interesse, maar wordt ook beïnvloed door het object in de tentoonstelling dat bij het onderwerp hoort. Het grote standbeeld van Michiel de Ruyter spreekt natuurlijk tot de verbeelding. En zo’n mooi model van een Vikingschip eveneens. Toch doet de slavernij het ook goed, ondanks het weinig spectaculaire bijbehorende scheepsmodelletje. De Ruyter en de Vikingen zijn in een nek-aan-nek-race verwikkeld, waarbij de Vikingen op momenteel aan kop liggen.
Wat is daar zo verrassend aan, zult u denken.
Dat de twee koplopers goed zouden scoren, had ik inderdaad wel verwacht, maar ik schatte ook in dat de drie Romeinse onderwerpen populair zouden zijn. En dan zeker de Limes, het stoere verhaal over de Romeinse rijksgrens langs de Rijn. Lekker spannend met legionairs, castella, Germaanse barbaren en zo. Niets blijkt minder waar: tot nog toe heeft geen enkel kind voor de Limes gekozen. Dat kan natuurlijk aan het object liggen - een tamelijk saai zwartwit prentje in een lijst – maar misschien spreekt het onderwerp gewoon niet tot de verbeelding.
Ik zal het nog eens navragen bij mijn eigen kinderen.

maandag 4 juli 2011

Educatie stinkt niet


“Pecunia non olet!” Oftewel: geld stinkt niet. Dat zou de Romeinse keizer Vespasianus geroepen hebben toen hij werd bekritiseerd om de belasting die hij op urine wilde heffen.
Iets dergelijks kun je ook beweren over onze educatie. Wij durven namelijk af te dalen tot onwelriekende niveaus, mits functioneel natuurlijk.
Bijgevoegde foto spreekt boekdelen. Deze zomervakantie zijn er in ons museum extra activiteiten in het kader van het Jeugd Vakantie Paspoort. Kinderen mogen op zoek naar (dierlijke) vriendjes van Sjaak de Scheepshond. Lekker laagdrempelig. En passant leren de kids ons museum kennen en ervaren ze dat het Maritiem Museum ook veel lol biedt. Bij gebrek aan echte hond hebben we Sjaak levensgroot laten uitzagen. Hij begroet de kinderen bij de entree. Maar daarnaast vind je in het museum ook allerlei attributen van Sjaak. Zijn voederbak bijvoorbeeld. En zelfs enkele drollen. Van plastic. Dat dan weer wel.
Waarmee ik maar wil illustreren dat ons museum de onderbroekenlol niet schuwt. Sterker nog, om het goed te doen, steken we er nog tijd in ook. Op de foto zien we educator Hanneke en technisch voorman Peter – twee goed opgeleide vakkrachten - in serieus overleg. Want ja, hoe maak je zo’n hondendrol goed vast? Moet er geen vlaggetje in met “Groeten van Sjaak”? En wat zou de leukste plek zijn om hem neer te leggen?
“Education non olet!”, zou Vestpasianus waarschijnlijk zeggen. Een credo dat wij hoog in het vaandel hebben staan.

vrijdag 24 juni 2011

Fröbelen met een topobject


Hét topobject in ‘Recht zo die gaat!’, de komende tentoonstelling over cartograaf Gerard Mercator, is natuurlijk zijn beroemde wereldkaart uit 1569. Daarvan zijn er nog maar drie over en wij hebben de meest bijzondere, namelijk zijn kaart in de vorm van een zeeatlas. Door Mercator hoogst persoonlijk in elkaar geknutseld!
Een probeersel.
Mercator was destijds zo begaan met de zeevaart dat hij vanuit zijn studeerkamertje in Duisburg de perfecte wereldkaart voor zeelieden bedacht. Eentje waarop je met een rechte lijn een koers uit kunt zetten. Dat klinkt simpel, maar was revolutionair.
Mercators meesterwerk bleek in de praktijk echter onbruikbaar. Op de woelige baren was het immers lastig navigeren met een kwetsbare papieren kaart van 200 bij 135 centimeter. Daarom dacht Mercator dat het handig zou zijn om drie van zijn kaarten in stukken te knippen en te verwerken in een soort boek, een soort atlas. Hij ging aan het werk, verknipte drie van zijn kaarten, kleurde ze verdienstelijk in en maakte er een zeeatlas van. Diezelfde atlas hebben wij in bezit en kunt u straks - voor het eerst in vele jaren - komen bewonderen.
Helaas laten boeken – ook topstukken – zich lastig tentoonstellen. U wilt er als bezoeker immers in bladeren en dat mag dan weer niet. Bij Mercators zeeatlas kan het wel. Digitaal althans. Alle bladzijden uit de atlas zijn gefotografeerd en straks kunt u er, via een touchscreen, doorheen bladeren. Zo’n digitale atlas biedt natuurlijk veel meer mogelijkheden, dus besloten we om er ook een animatie in op te nemen die laat zien hoe de losse bladzijden, als je ze bij elkaar puzzelt, leiden tot Mercators oorspronkelijke wereldkaart.
Leuk idee, maar probeer een vormgever maar eens uit te leggen wat precies de bedoeling is.
“Hoe gaan we dat aanpakken?”, vroeg ik projectleider Patricia.
“O, heel eenvoudig. Ik maak prints van de bladzijden uit de atlas en die plakken we aan elkaar tot een wereldkaart. Dat zullen ze toch wel snappen?”
En zo herhaalden wij het monnikenwerk van Mercator. Maar dan andersom, en in vijf minuten met behulp van zwartwitprintjes. Zoals u ziet had conservator Ron er wel lol in. Maar ja, het was dan ook voor het eerst dat hij een topobject mocht ontleden.

maandag 13 juni 2011

Communiceren met vrouwelijke collega's



Wetenschappers zijn steeds beter in staat de menselijke hersens te doorgronden en wat blijkt: mannen steken heel anders in elkaar dan vrouwen. Nieuwe inzichten reduceren de moderne man tot een door seks geobsedeerde zielepoot. Vrouwen daarentegen gebruiken beide hersenhelften, kunnen daardoor multitasken en zijn veel beter in staat om te communiceren. Gelukkig zijn er voor mannen ook lichtpuntjes. Wij kunnen weer heel aardig inparkeren en de kofferbak vullen met vakantiebagage (die door vrouwen voor ons is uitgezocht).
Niet gek dus dat vrouwen in de moderne maatschappij steeds vaker de touwtjes in handen nemen. Vroeger waren de meeste beroepen fysiek, en waren mannen in het voordeel, tegenwoordig moet je vooral kunnen communiceren en zijn vrouwen heer en meester.
Dat ondervond ik laatst tijdens een vergadering over de nieuwe Professor Plons tentoonstelling, waarbij ik de enige man tussen zeven vrouwen was: drie projectleiders, de gehele marketingafdeling en het hoofd publieksservice.
Zeven exemplaren van het meer assertieve soort dus.
In de communicatieve draaikolk die ontstond kon ik maar nauwelijks het hoofd boven water houden. Het kwam er geloof ik op neer dat de ene helft van de dames grootse verwachtingen had van de commerciële potentie van Plons en de andere helft iets minder.
Of zo.
En ik zat er tussenin. Zowel fysiek als qua opinie. Af en toe probeerde ik iets bij te dragen aan de discussie, maar die had inmiddels zo’n dynamiek gekregen dat ik nauwelijks aan bod kwam.
“Eh.. ik vind…”
“Maar ik denk…”
“We kunnen ook…”
Anderhalf uur later waren we eruit, al was me niet duidelijk uit wat precies (bij mannen moet een afgeronde discussie altijd even indalen). Was mijn bijdrage überhaupt opgemerkt, vroeg ik mij vertwijfeld af. Toch wel. Een week later kreeg ik van Liesbeth, ons hoofd Marketing Communcatie, het kartonnen bordje dat hierboven staat afgebeeld.
Heel attent.
Ook op empathisch gebied zijn vrouwen superieur.

zondag 5 juni 2011

Een elevator pitch


“Een wat?”
Toen Claudia van de Hogeschool Rotterdam mij uitnodigde om aan een elevator pitch deel te nemen, had ik geen idee wat ze ermee bedoelde.
"Een elevator pitch."
“Eh, wat is dat precies?”
“Oh gewoon”, wist Claudia: “Bij een elevator pitch krijg je twee minuten om je project te presenteren. Het is uit Amerika aan komen waaien.”
Kennelijk bleef ik onnozel kijken.
“Die elevator slaat op de lift, als ideale plek om te netwerken”, vervolgde Claudia geduldig: “Als je in de lift iemand van belang tegenkomt en je bent, in de korte tijd dat je samen bent, in staat om de essentie van je verhaal over te brengen, kan dat zeer nuttige contacten opleveren. Dan zit je project in de lift, zeg maar.”
Ach so. Weer een begrip wijzer.
Zodoende verscheen ik vorige week op de Hogeschool Rotterdam om te debuteren bij mijn eerste elevator pitch. Bedoeling was om samen met Vincent, de aardrijkskundedocent van de PABO, de Week van de Maritieme Canon te promoten. Afgelopen maart was dit project erg succesvol. Zo’n honderd tweedejaarsstudenten van de PABO zetten toen het Maritiem Museum op z’n kop en vermaakten ruim 1400 basisschoolkinderen (en ons reguliere publiek). Zouden ook de huidige eerstejaars te porren zijn voor een dergelijk project in het volgende studiejaar? Er was immers concurrentie: een project met Feyenoord, eentje met het Rotterdams archief, iets leuks met het Rotterdams Philharmonisch…
De foto bij dit blog laat zien dat we die concurrentie wel aankonden. Dankzij een dynamische, ADHD-achtige, presentatie van Vincent en een iets minder springerige bijdrage van mijn kant, stonden de studenten in drommen in de rij om in te tekenen voor ons project. Oogst van de middag: 90 deelnemers.
Nuttig, zo’n elevator pitch.

zondag 29 mei 2011

Nep-Chinees


“En ik ga ook weleens naar de nep-Chinees”, aldus een openhartige Fenmei terwijl ze op charmante wijze haar toehoorders van thee voorzag. Afgelopen donderdag waren we op bezoek in Kaap Belvédère, het thuishonk op Katendrecht van kunstenaarstrio Linda Malherbe, Joop Reijngoud en Fenmei Hu. Het Maritiem Museum heeft namelijk een trouwe club Vrienden die met lezingen en uitstapjes wordt gekoesterd. Deze keer lieten we ze onze wandelroute op Katendrecht volgen. Nog best een uitdaging, want deze wandeling door Rotterdams eerste Chinatown is gericht op bezitters smartphones die onderweg qr-codes met interessante informatie kunnen scannen.
“Wie van u heeft een smartphone bij zich?”, vroeg ik nadat de watertaxi mijn groepje Vrienden naast de SS Rotterdam aan wal had gezet.
“Bedoelt u een mobiel?”
Niemand dus.
Dat hadden we natuurlijk wel verwacht – de Vrienden zijn over het algemeen redelijk op leeftijd – en dus stapten we soepeltjes over op een old school stadswandeling. Collega Shaula en ik spuiden mondeling onze weetjes over Chinees Katendrecht, zo nu en dan afgewisseld met het collectief scannen van een qr-code. Met onze eigen smartphone uiteraard.
“Het is toch wat! Zo’n smart mobiel!”, hoorde ik een dame verzuchten.
Al met al werd het een interessante wandeling, die dus eindigde in Kaap Bélvèdere. Daar ondergingen de Vrienden een Chinese theeceremonie onder leiding van Fenmei. Nieuwsgierig geworden door alle historische feitjes uit de wandeling vroegen onze Vrienden Fenmei de oren van het hoofd.
“Spreken uw ouders ook Nederlands?”
“Als Chinezen geen brood eten, wat eten jullie dan bij het ontbijt?”
Dat soort praktische vragen.
Onze Vrienden bleken veel te verschillen van Chinese Nederlanders, maar gelukkig hadden ze een ding gemeen met Fenmei: een voorliefde voor babi pangang van de “nep-Chinees”.

vrijdag 20 mei 2011

I see dead people


Een educator moet in de huid van de bezoeker kruipen. Dat kostte me bij mijn vorige baan in Blijdorp weinig moeite; ik ben namelijk wel geïnteresseerd in natuur, maar het is geen obsessie. Vond ik destijds een feitje over olifanten interessant, dan gold dat ook voor de rest van de mensheid. Dat mannetjesolifanten hun testikels inwendig dragen bijvoorbeeld... Vind ik boeiend.
En u waarschijnlijk ook.
In het museum ligt dat anders. Sinds ik hier werk moet ik me veel meer inspannen om aansluiting te vinden bij het publiek. Probleem is namelijk dat ik een obsessie voor geschiedenis heb. Het maakt niet uit waar het over gaat – al is het de geschiedenis van de stropdas – het boeit me. Dat is natuurlijk vrij buitenissig en ik kan van u kwalijk hetzelfde interesseniveau verwachten. Daarom is het goed dat mijn collega’s me af en toe bij de tijd houden. Laatst nog, projectleider Patricia: “Wat kan mij nou schelen dat die wereldkaart van Ptolemaeus pas aan het einde van de Middeleeuwen boven water kwam!?”
Touché!
Dankzij mijn collega's voel ik me precies dat jongetje uit The Sixth Sense dat voortdurend, en als enige, overleden mensen zag. Toon mij de kaartatlas van Mercator en ik zie de cartograaf gebogen over zijn meesterwerk staan. Laat me over de Mathenesserlaan fietsen en ik zie dames in strak korset hun statige herenhuizen verlaten. En ben ik in het centrum van Rotterdam dan zie ik geheid de bommen van mei 1940 vallen.
Heel verrijkend. Dat wel.
Graag zou ik u deelgenoot maken van mijn historische passie, maar inmiddels besef ik dat dat te ambitieus is, of zo u wilt: compleet wereldvreemd. De geschriften van Ptolemaeus kunnen nu eenmaal niet concurreren met de testikels van een olifant.

woensdag 11 mei 2011

Het noorden ligt gelukkig boven


“Leuk idee, maar dat zou ik wel even checken.”
Peter meent het. Onze technische voorman verstaat de kunst om roekeloze creativiteit te smoren in praktische realiteitszin. Met verve speelt hij de profetische boeman. En geef Peter eens ongelijk. Hij is immers de pineut als wilde ideeën van collega’s – ook die van mij - niet hufterproof blijken te zijn.
“Hoezo? Checken? Noord is toch noord? En west is toch west?”
We hebben het over Mercator. In september openen we een tentoonstelling over deze invloedrijke cartograaf. Mercator ontwierp in de 16de eeuw een wereldkaart die erg bruikbaar was (en is) voor zeelieden. Eentje waarop je makkelijk, met een rechte lijn, een route uit kunt stippelen. Daarna hoef je, bij wijze van spreken, alleen nog maar je kompas te volgen.
Leuk gegeven. Dat vraagt natuurlijk om een interactieve toepassing.
“Moet lukken! We leggen een oude zeekaart neer, vragen bezoekers om Batavia op te zoeken en de juiste windrichting te bepalen, en vervolgens moeten ze met een kompas aanwijzen waar het oosten is.”
Een inkoppertje.
“Tuurlijk”, beaamt Peter: “maar dan moet je wel checken of een kompas op die plek in het gebouw wel werkt. Door allerlei elektrische velden raakt een kompas makkelijk ontregeld.”
Tja, inderdaad een punt van zorg.

Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Niet veel later duik ik met Ron Brand, de conservator van de tentoonstelling, het depot in, op zoek naar twee kompassen. Die zijn snel gevonden. Voorzichtig rijden we de 19de eeuwse navigatieinstrumenten naar Deck 1, de tentoonstellingsvloer van Mercator waar nu nog “Bootvluchtelingen” staat. We houden halt op de plek waar volgens de ontwerptekening het spel met het kompas moet komen.
“Waar is volgens jou het noorden?”, vraag ik Ron.
Ron wijst trefzeker richting Coolsingel: “Daar zo’n beetje.”
Vol spanning kijken we naar de kompassen. De wankele wijzers zoeken enkele seconden onzeker naar het magnetische noorden. Tot onze opluchting wijzen ze inderdaad in de gewenste richting. Voor deze ene keer wordt Peters angst niet bewaarheid.

dinsdag 3 mei 2011

Terug in de kast


Een aantal blogs geleden kwam ik aarzelend uit de kast als digibeet.
Schokkend.
Ik verklaarde me echter meteen bereid om aan mijn geaardheid te werken. Daartoe zocht ik professionele steun bij enkele collega’s die zich verenigd hebben in een it-praatgroepje onder de bezielende leiding van Frans van Hamburg, onze zakelijk directeur annex wizzkid sr. Het mooie aan dit “it-clubje” - zoals het in de wandelgangen prozaïsch wordt genoemd – is dat de deelnemers elkaar ongegeneerd mogen bestuiven met digitale ideeën. Geheel vrijblijvend, maar vooral ook inspirerend. Zelfs voor een digibeet.
Dus nu ben ik ook van de club.
En het had resultaat. Zo kwamen Shaula Nuijts – mijn marketingcollega in het clubje – en ik op het idee om in het kader van Yin en Jan, onze China-tentoonstelling, twee digitale wandelroutes uit te zetten naar Katendrecht en het Oude Westen, de twee Chinatowns van Rotterdam. Heel hip allemaal.
Een digitale wandelroute?
Nu ja, een hybride variant eigenlijk. Analoge trottoirstickers wijzen nog ouderwets de weg, maar op de stickers zijn wel qr-codes geprint waarachter we extra informatie hebben verstopt. Die kun je dan weer oproepen door ze te scannen met behulp van een tagreader op je smartphone. Een voorbeeldje van zo’n qr-code uit de route ziet u hierboven. Scan ‘m maar eens.
Moraal van dit blog is natuurlijk dat de qr-codes bewijzen dat ik mijn analoge afwijking heb weten te onderdrukken. Ik zie mijn dwaling in ben weer helemaal bij.

U kunt nog tot 19 mei gebruik maken van de qr-wandelroutes. Voor notoire digibeten is bij de entreebalie ook papieren informatie beschikbaar.

vrijdag 15 april 2011

Kwajongen op leeftijd


Op 3 april werd onze China-tentoonstelling Yin en Jan feestelijk geopend. Burgemeester Aboutaleb was van de partij, de Chinese ambassadeur, maar ook flink wat Chinezen en Nederlanders die we tijdens Chinees Nieuwjaar speciaal voor de tentoonstelling hebben geïnterviewd en geportretteerd.
Zo ook meneer Denneboom.
Meneer Denneboom is een breekbare heer van achter in de zeventig die me tijdens Chinees Nieuwjaar minstens een half uur in gijzeling heeft genomen. “Ach meneer, ik verblijf in een verzorgingstehuis en ben vandaag voor het eerst weer buiten”, was zijn openingszin. Wat volgde was een autobiografisch relaas over zijn kwakkelende gezondheid, zijn ex-vrouw – “een takkewijf” – en het recente overlijden van zijn geliefde zwager. Meneer Dennebooms tranen vloeiden rijkelijk en ook zijn woordenstroom kon ik moeilijk indammen. Uiteindelijk lukte het mij toch het gesprek richting Chinezen te voeren. Daar ging het ons immers om.
“Chinezen? Dat vind ik fantastische lui!”
“Wat is uw oudste herinnering aan hen?”, vroeg ik.
Meneer Denneboom begon te lachen: “Ik weet nog goed dat ik – ergens in de jaren vijftig – voor het eerst met mijn zwager naar de afhaal-Chinees ging… Die wat toen nieuw, bij de Mathenesserbrug. Dus wij naar binnen, zegt die Chinees: ‘Ni pan, ni nasi!’”
“Wat betekende dat?”
“Nou gewoon, je moest je eigen pannetje meenemen en daar deden die Chinezen dan het eten in. Wisten wij veel! Mijn zwager was nogal een opgewonden standje. Hij had honger, werd woedend en riep: ‘Ni pan? Ni nasi? Geen kut, niet neuken!’ Hahaha!”

Tijdens de opening kwam ik meneer Denneboom dus weer tegen. Dit keer keurig in het pak en met gekamde haren. Uiteraard wees ik hem de weg naar zijn eigen portret in Yin en Jan. ‘“Ni pan, ni nasi!” Vroeger nam je je eigen pan mee naar de afhaal-Chinees.’staat er onder te lezen.
“Klopt! Dat heb ik toen gezegd.” bevestigde meneer Denneboom. Vervolgens gaf hij een ondeugende knipoog: “Was je de rest vergeten?”

dinsdag 29 maart 2011

Aan het plafond genageld


Wat doet een educator zoal?
Goeie vraag.
Mijn vader heb ik dat nooit echt duidelijk kunnen maken. Het valt ook niet mee: een zoon met twee linkerhanden als je zelf begenadigd automonteur bent. Gelukkig heb ik de afgelopen twee weken, dankzij de opbouw van Yin en Jan, taken verricht die dichter bij zijn belevingswereld staan. Ik ben namelijk heel technisch bezig geweest en heb de geheimen van de tacker doorgrond. Mijn taak was om in het paviljoen over culturele uitwisseling, allerlei alledaagse gebruiksvoorwerpen aan het plafond te bevestigen. Voorwerpen waarvan de Nederlander allang niet meer beseft dat ze uit China stammen en de Chinees niet meer weet dat ze uit het westen komen. Klokken, tennisrackets en luiers uit Europa bijvoorbeeld, en een theeservies, domino en speelkaarten uit China. Met goeie lijm en een tacker kwam ik een heel eind. Ik ben vooral trots op de barokke witte bruidsjurk – een inmiddels door de Chinezen geadopteerd Westers kledingstuk - dat ik rücksichtslos aan het plafond heb genageld. Ben benieuwd wat mijn vader ervan vindt.
Morgen wacht een nieuwe uitdaging. Een esthetische gril van onze vormgevers heeft bepaald dat we een ander paviljoen - over onze eerste reizen naar China - gaan bekleden met theezakjes. Zo’n 4.000. Die ga ik tacken want daar ben ik nu goed in. Samen met de projectleider en de conservator overigens. Dan weet u meteen wat deze collega's zoal uitvoeren.

zondag 20 maart 2011

Vrouwen met een snor



Uit mijn studietijd herinner ik me twee hardnekkige vooroordelen: (1) als je niet weet wat je moet kiezen, ga je rechten studeren, en (2) de PABO is een makkie, daar leer je niks. Het eerste kan ik nog steeds niet ontkrachten, maar het tweede vooroordeel is toe aan revisie. Kom vrijdag 25 maart en 1 april maar eens naar het Maritiem Museum. Dan loopt u 106 PABO-studenten tegen het lijf die de maritieme geschiedenis tot leven wekken. Vol enthousiasme en goed doortimmerd! Ze bewijzen dat lesgeven een vak is, zeker als je zieltjes wilt winnen voor geschiedenis.
Ons museum is vier vrijdagen lang hun werkterrein en elke dag zijn zo’n 350 schoolkinderen hun publiek, maar ook u mag meegenieten. U loopt kans Michiel de Ruyter tegen het lijf te lopen, een verdwaalde viking of twee wenende vissersvrouwen. En de Buffel is – voor het eerst in veertig jaar – volledig bemand met matrozen, stokers, officieren en… enkele ontheemde dames, die toevallig net hun juwelen verloren blijken te hebben; helpt u de dader zoeken?
Er valt kortom genoeg te genieten. Ik kan maar een minpuntje bedenken: namelijk dat de PABO voor 85% uit vrouwelijke studenten bestaat, terwijl de maritieme geschiedenis voornamelijk door mannen wordt bevolkt. Dat wekt soms verwondering. “Die snor is niet echt!”, hoorde ik een kleuter op de eerste vrijdag fluisteren. “U bent toch een vrouw?”, aldus een meisje dat naar het sterke verhaal van een stoere Viking luisterde.
Ach, al die historische geslachtsveranderingen mochten de pret niet drukken. De kinderen genoten met volle teugen en de komende twee vrijdagen zal dat niet anders zijn. Dankzij het enthousiasme van de PABO-studenten! Knap, want lesgeven is zeker geen makkie en overtuigend geschiedvervalsen al helemaal niet.

donderdag 3 maart 2011

Vreemde karakters


Sommige, op het eerste gezicht onbeduidende, kwesties gaan knagen naarmate de tijd vordert. Rond de jaarwisseling hebben we voor de China-tentoonstelling twaalf personen geïnterviewd over hun leven, werk of studie in China of Nederland. De interviews werden op film vastgelegd, waarbij we de mensen voor een green screen plaatsten. Met zo’n screen kun je later allerlei beelden achter de hoofdrolspelers monteren.
“Wat vind je van deze achtergrond?”, vroeg Wouter van filmstudio B-Creative een week later. “Achter de Chinese mensen heb ik een decor met schuivende Chinese karakters geplaatst, en achter de Nederlanders werk ik met details uit een oud monsterboekje.”
Ik was onder de indruk. Esthetisch een schot in de roos.
“Doe maar”, moedigde ik Wouter aan.
Maar toen begon het knagen. Wat zouden de getoonde karakters in vredesnaam betekenen? Voor hetzelfde geld iets schunnigs. Ik besloot het conservator Irene te vragen. Zij is immers getrouwd met een Chinees. Of haar man er voor de zekerheid een blik op kon werpen? Dat deed hij. Hij was van mening dat de karakters te snel door het beeld schoven om überhaupt gelezen te kunnen worden.
Mooi.
Twee maanden later voegden we echter de Chinese ambassadeur toe aan de serie interviews. Wouter liet me wederom het gemonteerde filmpje zien. De karakters op de achtergrond waren nog even prachtig. Maar ja, dit was wel dé ambassadeur. Hadden we meneer Zhang niet per ongeluk voor een behangetje vol schuttingtaal gezet? Ik mailde Mr. Qi, de First Secretary van de ambassadeur, om advies. Een dag later volgde het antwoord: “As to the Chinese calligraphy serving as a dynamic backdrop: the content seems to be a famous poem from the Tang Dynasty, which of course reflects Chinese culture in some way.”
Een gedicht uit de 8ste of 9de eeuw. Hoe smaakvol van ons! Kwestie opgelost.

vrijdag 25 februari 2011

Secundaire arbeidsvoorwaarden


Ik vrees dat dit een vaag blogje wordt.

Afgelopen zondag gebeurde er namelijk iets stiekems, iets geheims. Ik kan er wel iets over vertellen, maar de hoe-, wat-, waarom- en wanneervraag mag ik niet beantwoorden. Omdat de gebeurtenis zo aardig mijn secundaire arbeidsvoorwaarden illustreert, wil ik er toch een blogje aan wijden.

Het zit namelijk zo: wie een zwembad in zijn tuin ambieert, kan beter geen museum als broodheer zoeken, maar qua leuke belevenissen kun je je geen betere werkgever wensen. Dat geldt niet alleen voor de werknemer zelf – ik noem bijvoorbeeld al die boeiende musea en (kunst)historische objecten waar ik wekelijks mee te maken heb – maar ook voor zijn gezinsleden.
Zo kon dochter Loes onlangs met vriendinnetje Olivia op les bij de dansdokters. Waarom? Dat ga ik dus niet verklappen. Maar hoe het ook zij, de tienjarige diva’s dansten de sterren van de hemel en zagen reeds na twee uur een roemrijke toekomst gloren. Heupwiegend op klassieke disco en tollend op een polka hadden ze de tijd van hun leven. En ik - als trots toekijkende vader - natuurlijk ook.

Kijk eens naar de lol die van bovenstaande foto spat. Kom daar maar eens om bij de Roteb, de Shell of Deltalloyd…

vrijdag 18 februari 2011

Zesdaagse schoolweek


De Chinese gemeenschap blijft me verbazen.

Afgelopen zaterdag bezocht ik Chinese School in Rotterdam. Bij de komende China-tentoonstelling willen we een bijpassende les voor groep 7 en 8 namelijk inleiden met een korte introductiefilm. De les gaat vooral over “wereldburgerschap” (het verdiepen in elkaars cultuur en gewoontes zodat je meer begrip voor elkaar krijgt en beter kunt samenwerken) en om zo’n onderwerp voor een kind van elf begrijpelijk te maken, is het natuurlijk leuk om een leeftijdgenootje te volgen die met het ene been in de Nederlandse en het andere in Chinese cultuur staat.

Ik was dus op zoek naar een Chinees voorbeeldkind.

“Dan moet u misschien bij de Chinese school in Rotterdam filmen.”, aldus mevrouw Lai van restaurant Happy Palace, waar ik onlangs met collega Pieter dineerde.
Mevrouw Lai bracht me in contact met haar nichtje, Sanny Kleijne-To, de penningmeester van de Chinese school en geheel volgens Chinees gebruik arrangeerden we een kennismakingsgesprek; eerst vertrouwen, dan zaken. Dat gebeurde uiteraard op Chinese School zelf.

Ik viel van de ene verbazing in de andere. Elke zaterdag komen ruim 350 (!) Chinese kinderen naar het gebouw van het Albeda-College aan de Baljuwstraat waar de Chinese school een tiental lokalen heeft gehuurd. Daar krijgen ze - net als doordeweeks - les in de groepen 1 tot en met 8.
Terwijl in de centrale hal enkele kinderen hun Kung Fu kunsten bijspijkerden, zag ik om 11:00 uur een stroom vrolijke leerlingen de Chinese school binnen komen.

Zes dagen school per week en toch een goed humeur!

“En de leerkrachten? Waar vind jullie die?”, vroeg ik Sanny.
“Dat zijn allemaal vrijwilligers.”, vertelde ze.
“En het hoofd van de school, en het bestuur?”
“Ook allemaal vrijwilligers.”
Op zich al indrukwekkend: een complete school gerund door vrijwilligers, maar als klap op de vuurpijl bleek Chinese School helemaal niet te bestaan. Alleen in Rotterdam zijn er namelijk al vier!
“Onze school is een openbare Chinese school, maar er zijn nog drie andere, waaronder een Katholieke…”, vertelde Sanny trots.

En wij maar denken dat Nederlanders strak georganiseerd zijn…

zaterdag 12 februari 2011

Macho-blogger


Ik kan hier natuurlijk stoer de macho-blogger uithangen, maar afgelopen donderdag bleek ik toch een stuk empatischer dan gedacht. Die avond organiseerde ons museum een debat over bootvluchtelingen, passend bij een onlangs geopende tentoonstelling met hetzelfde thema. Een van de sprekers was René Eichelsheim, voormalig gezagvoerder op de ‘Nedlloyd Hobart’, een schip dat in 1981, in de buurt van China, ruim 60 Vietnamese bootvluchtelingen oppikte. Na een verblijf van enkele dagen aan boord van de ‘Hobart’ werden deze mannen, vrouwen en kinderen in Hong Kong afgezet. Daar waren destijds speciaal ingerichte opvangkampen voor bootvluchtelingen.
“De omstandigheden in die kampen waren niet best.”, aldus Eichelsheim: “Bij ons aan boord hadden ze het een stuk beter. Ik ben zo benieuwd wat er van deze mensen geworden is. We hebben nooit meer iets van ze gehoord.”

Uiteraard hoorde ik zijn verhaal geïnteresseerd aan, maar diep geroerd was ik nog niet. “Tja, zo gaan die dingen”, denk ik dan nuchter.

Tot vijftien minuten later een Vietnamese man van middelbare leeftijd – slechts drie stoeltjes van mij verwijderd - opstond en de microfoon vroeg. In vloeiend Nederlands, met licht Vietnamees accent, nam hij het woord: “Ik wil allereerst Nederland bedanken voor de goede opvang van de bootvluchtelingen.”
En toen tot een verbouwereerde Eichelsheim: “Ik was destijds aan boord van uw schip. Zonder u was het met ons verkeerd afgelopen. Bedankt.”
De zaal was inmiddels muisstil.
“Ik kan u ook vertellen wat er met de mensen uit Hong Kong is gebeurd. Ze maken het allemaal goed. 37 leven nu in Nederland, de rest in Duitsland, Canada, Amerika en Australië.”

Nou vooruit, toen moest ik toch wel een traantje onderdrukken. En met mij de hele zaal.

donderdag 3 februari 2011

Chinezen zijn onmin-grappig



Gisteren vierde Rotterdam Chinees Nieuwjaar. Dit oosterse evenement vindt elk jaar plaats in het wijkpark van het Oude Westen, samen met Katendrecht dé Chinese wijk van Rotterdam. U raadt het al: ook het Maritiem Museum gaf acte de presence. Chinees Nieuwjaar was voor ons een uitgelezen kans om zoveel mogelijk gewone Chinezen en Nederlanders over elkaar aan de tand te voelen en op de gevoelige plaat vast te leggen. Joop Reijngoud nam het fotograferen voor zijn rekening en een team van het museum, ondersteund door China-experts Linda Malherbe en Fenmei Hu, deed de interviews. Na een zonnige winterdag hadden we meer dan tachtig mensen gesproken. Een rijke oogst aan portretten en citaten die straks een plekje krijgt in de tentoonstelling “Yin en Jan, China en Nederland door Scheepvaart verbonden”.

Uiteraard passeerden tijdens de vraaggesprekken alle cliché’s revue: Chinezen zijn hoffelijk, gesloten en werken keihard; Hollanders tolerant, to the point en soms bot. Toch waren er ook verrassende observaties en herinneringen. Aan de eerste afhaalchinees aan de Mathenesserbrug bijvoorbeeld (“Nie pan, nie nasi!”), aan strenge Chinese moeders, de Antilliaans-Chinese keuken en Chinese vaders die op zee bleven. De grappigste reactie kwam van Chakir en Musa, een Marokkaans wijsneusje en een Turks bijdehandje:

“Wat vinden jullie een bijzondere Chinese eigenschap of gewoonte?”, vroeg ik.
“Chinezen eten alles: slangen, honden, varkens, echt alles!”, antwoordden de twee jongens in koor, met grote ogen, alsof ze het zelf niet durfden te geloven.
“En wat vinden jullie leuk aan Chinezen?”
“Ze zijn zo grappig! Vooral als ze zo raar gaan praten, ‘Ni hao’ bijvoorbeeld.” De jongens barstten in lachen uit: “Dat vinden wij onmin-grappig!”

donderdag 27 januari 2011

Op zoek naar Jan

Dit blogje schrijf ik vanochtend thuis aan de eettafel. Ik ben in afwachting van een ietwat schimmige afspraak waardoor het geen zin heeft om me eerst bij het museum te melden. Shaula, mijn collega van marketing, en ik hebben namelijk een rendez-vous met Jan aan de Mathenesserdijk in Rotterdam Delfshaven. Met twee Jannen welteverstaan. Jan 1 wordt ons "op straat" geïntroduceerd door Raphaël van B-creative. Jan 2 hebben we zelf gecast en werkt in de Theaterfabriek aldaar. Ik vrees dat we een beetje Arisch type zoeken. Jan moet namelijk een archetypische Hollander zijn: sympathieke uitstraling, blauwe ogen, blond haar, dat soort cliché's. Hij wordt samen met Yin - een Chinese "actrice" die we al gevonden hebben - het gezicht van onze komende China-tentoonstelling:

Yin en Jan, China en Nederland door scheepvaart verbonden

Yin en Jan moeten wel wat kunnen. Ze moeten fotogeniek zijn, rond de dertig, sympathiek ogen, een beetje kunnen acteren en ze moeten een mooie stem hebben om teksten in te spreken. Vreemd genoeg hadden we Yin vrij snel gevonden, maar een overtuigende Jan is nog niet boven... eh... jan. Aangezien we komende week het campagnebeeld willen bepalen, is haast echter geboden en omdat alle Jannen er ook nog een echt leven met verplichtingen op na houden, beland je al snel op onverwachte rare plekken om kennis te maken. Vandaar. Dat u niet denkt dat we er een janboel van maken.

zondag 23 januari 2011

Corrupte bende


“Nou het was toen in China een corrupte bende hoor!”

Dat waren zo’n beetje de openingswoorden van Meneer Luxemburg. Eindelijk was het me gelukt deze keurige heer van 93 (!) in Rotterdam te ontmoeten.

“U kunt mij makkelijk herkennen: ik heb een snor en draag een kaki houtje-touwtje-jas.”

We troffen elkaar op het Centraal Station, perron 13.

Meneer Luxemburg is opgegroeid in de Chinees-Russische stad Charbin, in het noordoosten van China, waar hij in 1928 samen met zijn ouders belandde. Let wel: als enig kind, in een volstrekt onbekende wereld. Het was een roerige tijd. In China streden diverse krijgsheren om de macht en in de jaren dertig zou Japan China binnenvallen.
Toen ik – getipt door onze conservator - tijdens de telefonische kennismaking meneer Luxemburgs verhaal optekende, wist ik meteen dat we hem per se voor de camera wilden hebben. Hij past immers perfect in de serie van twaalf interviews met Chinezen en Hollanders, die we een plekje in onze China-tentoonstelling willen geven. De sneeuw van eind december gooide echter roet in het eten. Meneer Luxemburg durfde niet naar Rotterdam af te reizen en kon zich dus niet voegen in het strakke filmschema.
Toevallig gold dat ook – maar dan wegens een overvolle agenda – voor burgemeester Aboutaleb. Hem zouden we op 9 januari apart filmen, in zijn eigen habitat, het Gemeentehuis, kamer 105. Gelukkig mochten we deze locatie ook gebruiken voor het interview met meneer Luxemburg. Probleem opgelost.

Kamer 105. Ik verwachtte een kleine vergaderruimte met verlaagd plafond, maar het bleek de prachtige monumentale vergaderzaal van het Rotterdamse College te zijn. Mede daardoor werd het een geslaagd interview. De avonturen van meneer Luxemburg deden sterk denken aan tijdgenoot Kuifje in China. Hij vertelde over Chinese bedienden, een strenge Russische school, standrechtelijke executies, oorlogsgeweld, moeizame handel, binnenvallende Japanners… ga zo maar door. Een bijzondere man in een bijzondere zaal dus. De chique filmlocatie was meer dan verdiend.

woensdag 5 januari 2011

Literaire wederopstanding


Momenteel lees ik een biografie over Hadrianus, geschreven door Anthony Everitt. Deze Britse historicus slaagt erin om een Romeinse keizer, die toch al een kleine 1873 jaar dood is, overtuigend tot leven te wekken. Vooral zijn lenig geschreven conclusies vind ik mooi. Als hij vertelt hoe de agora – het beroemde openbare plein – van Athene dankzij de bouwwoede van de Romeinse bezetter, wordt volgeplempt met een enorm concertgebouw, omschrijft hij dit als:

“Het was een elegant staaltje van als gulheid vermomde arrogantie.”

Prachtig toch? Everitt bewijst dat je ook non-fictie literair kunt verpakken.

Zo ambitieus hoeft mijn schrijfwerk voor het Maritiem Museum natuurlijk niet te zijn, maar wel ben ik mij altijd bewust van de leesbaarheid van mijn teksten; in de eerste plaats om plezierig leesvoer voor de verschillende doelgroepen te bereiden, maar vooral ook om de boodschap helder te formuleren. Dat laatste gaat makkelijk mis, zelfs bij eenvoudige berichten. Bijgevoegde foto uit een restaurant is daar een amusant voorbeeld van. We weten allemaal wat er bedoeld wordt, maar strikt genomen wordt de wijnliefhebber hier non-alcoholisch afgescheept.

Zo’n verschrijving had mij natuurlijk ook kunnen overkomen en dus is het goed dat ik, samen met enkele andere collega’s, binnenkort op schrijfcursus ga. Dat houdt de geest fris en de pen scherp. Wie weet kom ik zo nog eens in de buurt van Everitts souplesse.