vrijdag 24 december 2010

Opoffering met Kerst


Waar vind je deze dagen nog een klassieke kerststal?

Een onverwachte vraag die me toch bezighield zo vlak voor Kerst. Punt is namelijk dat we voor de China-tentoonstelling op zoek zijn naar alledaagse gebruiksvoorwerpen waarvan de Nederlander niet beseft dat de oorsprong in China ligt en de Chinees niet beseft dat ze uit het westen stammen. De opwindwekker is daar een voorbeeld van, het is een nazaat van de mechanische klokken die de Portugezen in China introduceerden. En thee is juist weer Chinees, maar de toevoeging van suiker en melk, en daarmee van het theelepeltje en het melkkannetje, is Europees.
Zo hebben we een hele stoet aan voorwerpen bedacht die een plaatsje krijgen in onze tentoonstelling “Yin en Jan, China en Nederland door Scheepvaart verbonden”. Om het onderscheid met de “objecten” uit onze museumcollectie te onderstrepen, hebben we deze alledaagse spullen oneerbiedig “meuk” gedoopt.
Inmiddels hebben we alle meuk zo’n beetje binnen. Een kwestie van een paar uur shoppen, maar ook van de juiste Chinese contacten; zij namen de gewenste spullen voor ons mee naar Nederland. Heineken in een Chinees flesje bijvoorbeeld of de Chinese variant van een Happy Meal (wees gerust: alleen de verpakking). Het makkelijkste dachten we voor het laatst te bewaren: een kerststalletje dus. Dat voorwerp symboliseert de 16de eeuwse introductie van het katholieke geloof in China. Nog altijd een marginale godsdienst in het Verre Oosten, maar niettemin zichtbaar aanwezig. Kennelijk is er echter geen vraag naar kerststallen in heidens Rotterdam want in de buurt van ons museum – toch een bedevaartsoord voor pleziershoppers – was geen stal te vinden.

Het ziet er dus naar uit dat ik mijn eigen kerststalletje moet opofferen.

zondag 19 december 2010

Chinezen over Nederlanders en vice versa



Donderdag en vrijdag maakten we met B-Creative filmopnames voor de China-tentoonstelling. Negen mensen die op een of andere manier iets met China van doen hebben, werden vereeuwigd. Denk daarbij aan Nederlanders die in China werken, studeren of wonen, maar ook aan Chinezen die datzelfde in Nederland doen. Het resultaat: een bonte stoet aan oudere en jongere mensen, heren en dames, kinderen en volwassenen, meestal met een maritieme achtergrond, maar soms ook zonder. Uiteindelijk willen we zo twaalf mensen vastleggen in een kort interview waarbij telkens dezelfde vragen worden gesteld:

Wat doet u in China of Nederland?
Wat was uw eerste indruk van het land?
Welke eigenschappen bewondert u en welke staan u tegen?
Wat heeft u van de cultuur overgenomen?

Uiteraard vroegen we meer en gaan de interviews dieper, maar hoofddoel is toch vooral om ons publiek twaalf interviews te tonen die goed met elkaar te vergelijken zijn. De oogst is tot nog toe bijzonder geslaagd. Ik citeer een paar opvallende uitspraken:

“Chinezen zijn creatief in het grijpen van kansen, maar niet in het bedenken van producten.”
“Nederlanders zijn lomp en direct.”
“Chinezen zijn bescheiden en zeggen ook ‘ja’ als ze ‘nee’ bedoelen.”
“China is dynamic, the Netherlands are more tranquil and mature.”
“Een Nederlandse stagiaire wordt niet geacht haar Chinese baas direct aan te spreken.”
“Het is bijna onmogelijk om voet aan de grond te krijgen in China.”
“We hebben niets van China te vrezen.”

Uiteraard verklap ik nog niet wie wat gezegd heeft, maar het belooft een mooi geheel te worden. Jammer alleen dat het prachtige winterweer het opnameschema in de war stuurde. Meneer Luxemburg, een 93-jarige heer die in de jaren twintig en dertig in China opgroeide, durfde de reis van Bussum naar Rotterdam niet aan. Als je het pak sneeuw op de foto ziet, snap je wel waarom. Hopelijk mogen we hem binnenkort alsnog aan de tand voelen.

zondag 12 december 2010

Dé innovatie van 2010



En weer belandde ik afgelopen week op een congres over nieuwe media. Dit keer dat van Digitaal Erfgoed Nederland, lekker dichtbij, in De Doelen. Bij dit congres konden medewerkers van musea, archieven en bibliotheken zich laven aan allerlei goeroes op het gebied van nieuwe media.

Ondanks de overlap met MuseumConnect! - een seminar dat ik een maand eerder bezocht - vlogen de onbekende digitale krachttermen me ook nu weer om de oren. Misschien lag dat aan de meer educatieve insteek. Het thema was namelijk “Lang Leve Leren” en het ging er vooral om hoe je nieuwe media kunt inzetten om je publiek educatief te stichten. En zodoende hoorde ik voor het eerst van digital natives, co-creation, brain computing, gesture based computing en kudo’s. Ik zal u niet vermoeien met de uitleg van al dit moois, maar wil graag kwijt dat ik er echt wat van opgestoken heb.

Toch was de meest opvallend innovatie niet van digitale komaf. Nee, deze bevond zich meer op het niveau van het bekende beschuitje met inkeping. Zit u goed? Tijdens dit congres maakte ik voor het eerst kennis met… tataraaa!!!!... de…

dubbelzijdige naambadge!

Jawel. Eindelijk een congres waarbij je naam niet voortdurend op je buik gericht is, en waarbij je dus altijd weet wie je gesprekspartner is. Briljant. Wat mij betreft dé innovatie van 2010.

zaterdag 4 december 2010

Mooie film in betonnen doos


Klinkt chique: het Sandberg Instituut bij de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Onlangs hadden we daar een afspraak.
In de komende China-tentoonstelling willen we namelijk een impressie geven van de dynamiek van de havensteden Rotterdam en Shanghai. Daarbij kan de eerste – we moeten eerlijk zijn – natuurlijk niet in de schaduw staan van de laatste - althans, wat economische groei en bevolkingsaanwas betreft – maar toch, die dynamiek willen we in de tentoonstelling vangen met filmbeelden uit beide mainports.
Battal durfde de uitdaging aan. Deze jonge filmmaker werkt voor ONEMINUTES, een club die filmers stimuleert om in een keurslijf van precies een minuut tot artistieke topprestaties te komen. Battal zou proberen, in zijn kenmerkende clip-achtige stijl, eigen beelden uit Shanghai te mixen met stockmateriaal uit Rotterdam. Dit alles uiteraard keurig opgeknipt in 60 seconden. Projectleidster Rinske en ik waren benieuwd naar zijn vorderingen en zochten hem op in het kantoor van ONEMINUTES, in het gebouw van het Sandberg Instituut.

Altijd leuk om achter de schermen te kijken bij zo’n hippe organisatie, want ondanks de professionele filmpjes en dito website gaan ook achter ONEMINUTES gewoon mensen van vlees en bloed schuil. De kennismaking met het Sandberg Instituut was de eerste verrassing. Dat bleek - alles behalve chique – gehuisvest in een ascetische betonnen doos met hippe glazen gevelbekleding. Nadat we enkele minuten tevergeefs hadden aangebeld, liet een aardige Marokkaanse schoonmaakster ons binnen.
“ONEMINUTES? Ken iek niet.”
“Sophie van de ONEMINUTES, kent u die misschien?”
“Ah Sophie, ies tweede verdieping.”
Een anonieme lift bracht ons naar de tweede verdieping, alwaar Sophie – leuke vrouw, hip gekleed - ons al stond op te wachten. Ze troonde ons naar een kale, schaars gemeubileerde zaal waar Battal zenuwachtig op ons zat te wachten. Ook in deze ruimte konden we ONEMINUTES – en het Sandberg Instituut – kwalijk van nodeloze overhead betichten: een fietstunnel is gezelliger. Met de komst van ONEMINUTES-adviseur Jos was het gezelschap compleet en kon de film beginnen. Terwijl Battal ons gespannen taxeerde, genoten wij van zijn beelden. Hoekerige shots van Shanghai en Rotterdam vlogen ons om de oren, en hoewel er nog het nodige aan geschaafd kon worden, waren we positief onder de indruk: mooie beelden, lekker veel dynamiek.

Een proefopstelling moet uitwijzen of al dit moois straks ook tot zijn recht komt in onze tentoonstelling, maar de soberheid van het Sandberg Instituut vormde in ieder geval de juiste, rauwe omlijsting van Battals hectische montage.
Niet chique, wel stimulerend.

vrijdag 19 november 2010

Een terechte winnaar


Mooi plaatje toch?
Dit is het uitzicht vanaf de 13e verdieping van het het Scheepvaart en Transport College (STC) aan de Lloydpier. In de verte zie je de mist naderen die nog geen uur later Rotterdam veranderde in een ondoorzichtige witte soep. Ik was afgelopen dinsdag uitgenodigd om de uitreiking van de Job Dura Prijs bij te wonen. Deze vond plaats in het STC.
Vandaar.
Het thema van deze tweejaarlijkse prijs van 25.000 euro was “Morgen Wijzer”. En zodoende was een strenge vakjury het afgelopen jaar op zoek naar het meest duurzame en innovatieve bouwproject op het gebied van onderwijs. Aanvankelijk werd er heel breed gezocht, waardoor ook de renovatie van ons marineschip De Buffel en de educatieve baobab van Diergaarde Blijdorp in het plaatje pasten, maar later werd de blik vernauwd richting schoolgebouwen. Hoe het ook zij, als troost werden we in ieder geval wel uitgenodigd voor de uitreiking.

Eenmaal op de 13e verdieping gearriveerd bleek ik natuurlijk dramatisch underdressed. Dura, de initiatiefnemer van de prijs, is een grote Rotterdamse aannemer en het leeuwendeel van de aanwezige bestond dan ook uit gewichtige middelbare heren in iets te ruime kostuums en dito overjassen. Vooral veel belangrijke mensen uit de bouwwereld dus. De genomineerden waren daardoor makkelijk te herkennen: van die informeel geklede dames en heren uit de onderwijswereld. Daar paste ik dan weer wel tussen.

Ook de collegezaal waar de winnaar bekend werd gemaakt, bood trouwens een adembenemend uitzicht. Dat spektakel was natuurlijk ruis voor de sprekers en uit mededogen werd al snel een enorm gordijn dichtgetrokken.
Even later bleek de winnaar van de Job Dura Prijs de RDM Campus te zijn. Volstrekt terecht. De enorme industriehallen van deze roemruchte werf bieden sinds kort onderdak aan onderwijs (mbo en hbo), bedrijven en evenementen. Stond RDM voorheen voor Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, nu betekent het Research Development and Manufactouring – op zich al knap gevonden - en een zogenaamd Innovation Dock is nu het kloppend hart van wat kort geleden nog een terminaal industrieel complex was.
Een successtory.

Tegen zo’n miljoenenproject was onze heringerichte Buffel natuurlijk niet opgewassen, maar het uitzicht was gelukkig mooi en de winnaar inspirerend.

maandag 15 november 2010

We lopen achteruit de toekomst in


Afgelopen vrijdag bezocht ik samen met collega Lucie Kuypers ‘Connect!’, een congres over musea en nieuwe media. Al eerder blogde ik over mijn digibetisme en het zal dus niet verbazen dat ik met gemengde gevoelens naar Zeist vertrok. Gelukkig is Lucie mij lichtjaren vooruit; zij is hélemaal 2010. Sterker nog, de virtuele lokroep van ‘Connect!’ was voor haar zo onweerstaanbaar dat ze zelfs bereid was om tijdens haar zwangerschapsverlof af te reizen. Voor mij wel prettig, want Lucie’s digitale charisma straalde natuurlijk ook een beetje op mij af.

Uiteindelijk viel het congres reuze mee. Ik verwachtte vooral wild om zich heen twitterende museumcollega’s, maar gelukkig waren er meer onnozelen als ik. De organisatie had daar rekening mee gehouden; er waren workshops voor gevorderden, maar ook voor nieuwelingen.

De meeste troost putte ik uit de lezing van professor Paul Rutten. Niet alleen omdat hij een zeer begrijpelijk verhaal afstak over de recente ontwikkelingen op het gebied van nieuwe media, maar vooral ook omdat hij mij deed beseffen dat ik geen complete digibeet ben. “Er zijn op dit moment 300.000 twitteraars”, vertelde de professor bijvoorbeeld. Slechts twee procent van de Nederlandse bevolking! En ik hoor - hoewel aarzelend - bij deze kopgroep.
Maar dat is nog niet alles. Prof Rutten kon ook uitleggen waarom ik nog steeds geen warme gevoelens bij dat hippe twitteren krijg. Dat komt omdat “(…) we achteruit de toekomst in lopen.” Met nieuwe vindingen proberen we onze traditionele gewoontes voort te zetten. Daarom leek de eerste auto op een koets, bouwde men de eerste moderne bruggen met gietijzeren imitatie-rotsblokken en willen we nog steeds een bladzijde omslaan als we een e-book lezen.
Precies mijn probleem met Twitter.
Ik gebruik het op dezelfde manier als old school e-mail: op een vast moment check ik mijn twitterberichten, ik heb de neiging om alles te lezen en bovendien zend ik alleen tweets met links naar meer info. Kennelijk heb ik aan 140 leestekens niet genoeg. Met dit blog van 430 woorden kan ik beter uit de voeten.

Conclusie: Prof Rutten legde zijn vinger op de zere plek: ik ben nog lang geen Homo twitterensis… maar compleet achterlijk ben ik ook weer niet.

vrijdag 5 november 2010

Terug op zijn voetstuk



Daar stonden we dan in het depot. Patricia, Ron en ik, respectievelijk de projectleider, conservator en educator bij de tentoonstelling over Mercator.

Mercator?

Misschien doet de naam bij u slechts een belletje rinkelen, maar bij ons, in de maritieme wereld, is Mercator een superheld. Mercator is de man van dé Mercatorprojectie. Zijn wereldkaart uit 1569 met wassende graden is min of meer bepalend geweest voor ons beeld van de wereld. In 2012 is het vijfhonderd jaar geleden dat Mercator werd geboren en dat moet gevierd worden. Musea over de hele wereld zullen de beste man en zijn prestaties in het zonnetje zetten. Ook het Maritiem Museum doet mee.

Nu durf ik veel te beweren, maar toch niet dat ik een groot Mercator-kenner ben, en stiekem geldt dat ook voor Patricia en Ron. Vandaar dat we Sjoerd de Meer – dé cartografische specialist van ons museum – vroegen om ons bij te praten en te enthousiasmeren. Dat wilde hij wel en niet veel later troffen wij hem in het depot bovenin het museum.
Het verhaal van Sjoerd was even inspirerend als ontluisterend. Prachtig waren de wereldkaarten van Mercators voorgangers en navolgers die hij ons voorschotelde. Cartografische giganten als Ptolemaeus, Ortelius, Hondius en Blaeu passeerden de revue; de kaartenverzameling van het Maritiem Museum is een ware schatkamer.
Waar wij echter vooral benieuwd naar waren, was de invloed van Mercator op de zeevaart, de navigatie. Gebruikte de VOC zijn projectiemethode bijvoorbeeld?
“Neu, de meeste VOC-kaarten waren van een relatief klein gebied en daarbij werd de Mercatorprojectie niet gebruikt. Alleen overzeilers (kaarten van de Oceaan) hebben soms een Mercatorprojectie”, wist Sjoerd
En andere zeelieden, gebruikten die wel Mercators wereldkaart? Hij was immers voor zeevaarders bedoeld.
“Niet echt, voor de meeste zeevarenden was de Mercatorprojectie te moeilijk om te begrijpen en voor korte trajecten ook niet nodig.”
Maar dan was Mercators wereldkaart toch zeker de eerste met het noorden boven en Europa in het midden?
“Nee hoor, kijk maar: deze kaart is veel ouder. Daar staat de wereld ook al op afgebeeld zoals wij hem ongeveer kennen.”

Gelukkig kan ik u geruststellen; uiteindelijk viel het kwartje alsnog en hebben we Mercator terug op zijn voetstuk kunnen plaatsen. De argumenten voor deze razendsnelle rehabilitatie verklap ik nog niet. Die hoort u in september 2012 als de tentoonstelling geopend wordt.

vrijdag 29 oktober 2010

Service uit de jaren vijftig


Het was even zoeken – met dank aan de onnavolgbare Belgische bewegwijzering – maar deze herfstvakantie arriveerden de Van Herkjes bij het Atomium. Negen zilveren bollen met elk een diameter van achttien meter lachten ons toe. Het 102 meter hoge Atomium – een 165 miljard keer uitvergroot ijzerkristal - staat symbool voor België en voor een rotsvast geloof in moderniteit. Dat laatste stamt nog uit de wereldtentoonstelling van 1958 toen het Atomium gebouwd werd, want tegenwoordig zijn we natuurlijk vooral bang voor de toekomst.

Het Atomium is onlangs voor 25 miljoen euro gerenoveerd zodat het jaarlijks weer een miljoen bezoekers kan verstouwen. Dat is gelukkig heel deskundig gebeurd. Qua vormgeving past de creatie van ingenieur André Waterkeyn naadloos in de naoorlogse wereld van Kuifje en Blake en Mortimer. De prachtige betonnen trappen met Startrek-hekwerk zijn behouden, maar ook de sobere kleurstelling, de zichtbaarheid van de metalen constructie en zelfs de minuscule lift. Het Atomium biedt anno 2010 een unieke tijdreis naar een achterhaalde toekomst. Ook educatief is een en ander dik in orde: een audioguide (à 2 euro) geeft precies de juiste hoeveelheid informatie.
Maar dat is nog niet alles. Ronduit geniaal is het personeelsbeleid. Het Atomium is er in geslaagd om de jaren vijftig niet alleen te vangen in het keurig herstelde gebouw, maar ook middels zijn werknemers, vermoedelijk re-enactors.

In ons geval begon dat al bij de entree, waar de tickets achteloos werden doorgescheurd door een dame die ons geen blik waardig keurde, maar ondertussen wel druk bleef telefoneren. De snackhoek in de middelste bol werd bemand door een vermoeide heer die stoïcijns de lange rij wachtenden duidelijk maakte welke artikelen uit het beperkte assortiment niet meer verkrijgbaar waren. Ondertussen bezetten twaalf van zijn collega’s de meerderheid van de schaarse hoeveelheid stoeltjes. En dan was er nog die medewerker in het chique restaurant van de bovenste bol wiens dagtaak het was verdwaalde bezoekers streng de toegang te weigeren.
Goed gedaan!
Het mooiste moest nog komen. Namelijk toen zoon Daan beneden in de souvenirshop - in zijn beste tweedejaars Frans - probeerde te achterhalen waar hij de audioguide weer kon inleveren. Hij vroeg het aan een madame achter de kassa.
“Uh… le audioguide?”, stamelde hij.
De slanke dame van middelbare leeftijd keek enige seconden op Daan neer alsof hij een insect was dat net vanonder de balie kwam gekropen, zei vervolgens geen woord, maar wees wel met een gelakte nagel naar de inzamelbox achterin de winkel.

“Goed gedaan hé?! Zo was de service toen papa klein was.”, legde ik enthousiast uit. Volgens mij maakte dat diepe indruk op Daan.

donderdag 21 oktober 2010

8,1 miljoen Chineesjes en 1 Calimero


Laatst stuitte ik op een nieuw anglicisme: het woord infographic. Een infographic is een aantrekkelijk vormgegeven grafiekje boordevol statistische gegevens. Je kent ze wel: het Algemeen Dagblad grossiert erin. Met infographics kun je in een oogopslag een ingewikkeld verhaal vertellen. Heel efficiënt. Vandaar dat we ze in willen zetten voor onze tentoonstelling over China: Yin en Jan, China en NL door scheepvaart verbonden.

Een schone taak voor een educator, dus stortte ik me vol enthousiasme op de cijfers van het Rotterdams Havenbedrijf, zijn evenknie in Shanghai, het Centraal Bureau voor de Statistiek en legio andere bronnen. Al snel deden de getallen me duizelen. Punt is namelijk dat we havencijfers uit Rotterdam willen paren aan die van Shanghai; de economische groei in Nederland aan die van China; de bevolkingsgroei in ons land aan die van de Volksrepubliek; enzovoort. Dat zijn heel veel cijfers en sommige zijn erg indrukwekkend. Vooral de cijfers uit China doen je tollen.

Een voorbeeldje…

De bevolkingsgroei in China in 2008 bedroeg een bescheiden 0,63%, die in Nederland was nog iets kleiner: 0,44%. Weinig schokkend zul je denken, maar laat deze percentages nu eens los op de bevolkingsomvang. In China woonden in 2008 – naar schatting – 1.330.000.000 (1,3 miljard!) mensen. Er kwamen dus 8.190.000 (!) schattige Chinese baby’tjes bij.

Laat dit getal nu rustig bezinken…

8.190.000 nieuwe Chineesjes dus. Om al deze nieuwe wereldburgers te huisvesten heb je twaalf steden zo groot als Rotterdam nodig. Per jaar! En wat gebeurde er in 2008 in Nederland? Niet zo heel veel, bij ons zagen ongeveer 72.000 kaaskopjes het levenslicht.

Eén troost: in verwerkte tonnages en containers blijft havenstad Rotterdam een reus, maar alle andere cijfers uit China geven toch echt een Calimero-gevoel.

vrijdag 15 oktober 2010

Dolle Dwaze Avond



Fashion Ahoy! zorgt voor verrassingen. Neem nu afgelopen zaterdagavond, ons museum werd toen overlopen door een enthousiaste meute vrouwen, allen gelokt door de koopjes die de Mode Marché – een evenement gekoppeld aan Fashion Ahoy! - te bieden had. Is dat verrassend? Zeker! Kijk maar eens goed naar bijgevoegde foto’s. Zie hoe onze trots, het vijfhonderd jaar oude Mataro-model, de concurrentieslag verliest van een scherp afgeprijsd haute couture jurkje. En kijk eens naar de bovenste foto: tientallen dames (en een sporadische heer) in tentoonstelling Geen Zee te Hoog en niemand - maar dan ook niemand - die de objecten in de vitrines een blik waardig gunt. De koopjesbeluste bezoeksters hadden het uitstekend naar hun zin, maar of ze ook iets meekregen van ons museum?

Toch zit dat wel snor, geloof ik. Deze week las ik een blog waarin een dame het ongeveer als volgt verwoordde: “Ik ben niet geïnteresseerd in hoeveel duizend kilo aardappelen de VOC in de Gouden Eeuw naar Azië vervoerde, dus het Maritiem Museum heb ik nooit bezocht, maar de tentoonstelling Fashion Ahoy! kan ik echt aanraden.” De teneur van het blogje was dat de schrijfster - gelokt door onze modetentoonstelling - aangenaam verrast was door ons museum: ze roemde de afwisselende exposities, de moderne vormgeving, dat soort zaken. En inderdaad, op de vloer bij Fashion Ahoy! signaleren we inmiddels veel meer vrouwen dan we gewend zijn.

Uit marktonderzoek blijkt dat het MMR vooral wordt gezien als een mannenmuseum, maar kennelijk is de mode-insteek een succesvolle manier om een nieuwe, voorheen onwillige, doelgroep met ons kennis te laten maken. Misschien dat zelfs een avondje shoppen tijdens de jaarlijkse Mode Marché - ondanks alle afleidende aanbiedingen, koopjes en buitenkansjes - bijdraagt aan een vrouwelijker imago.

Dat zou toch enig zijn?!

zondag 10 oktober 2010

Koos Matroos en Kapitein Klip


Sinds enkele jaren worden kleuters die ons museum bezoeken op vakkundige wijze ingepakt door Rob Musters alias Koos Matroos. Uitgedost als zeeman en met een klarinet als lokfluit neemt hij onze jongste bezoekers mee op muzikaal avontuur in De Buffel. De kinderen zingen zeemansliedjes, leren en passant allerlei maritieme termen en besluiten met een gezamenlijk muziekstuk.
Hartstikke leuk.
Zo leuk, dat we Koos Matroos ook geschikt willen maken voor brede scholen. Dat betekent dat Koos een school bezoekt, daar wekelijks een les verzorgt en na vijf keer de kleuters alsnog op sleeptouw neemt naar De Buffel. Maar dan moet het “verhaal” van Koos wel fors worden uitgebreid.

“Zullen we Koos de wereld rond laten varen?”, opper ik. “Elke les naar een ander continent!”
“Goed idee, de kinderen gaan dan met Koos naar Amerika, maken we een reisje langs de Rijn en ontmoeten pinguïns op de Zuidpool”, vult Rob aan.
“Ah, dan weet nog wel iemand waar we inspiratie op kunnen doen”, zeg ik: “Kapitein Klip in Diergaarde Blijdorp.”

Net als Koos Matroos bij ons is Kapitein Klip al jaren een kleuterhit in de Diergaarde. Een afspraak is snel gemaakt en op vrijdagochtend schuiven we onopvallend aan in de Klipklas van het Oceanium, waar Adriaan van Linschoten, alias Kapitein Klip, de kleuters letterlijk aan zijn lippen heeft hangen. Kapitein Klip heeft natuurlijk alle wereldzeeën bevaren en net als Koos grossiert hij nautische vaktermen.
”Zo maatjes!”, brult hij: “Dan gaan we nu zwabberen!”
Twintig kleuters vegen het fictieve dek alsof hun leven er vanaf hangt.
“Zorg dat de zeilen genoeg wind vangen!”
Met bolle wangen blazen de kinderen zich de longen uit het lijf.
“En nu in pinguïnpas naar buiten!”, beveelt de kapitein na afloop. De kleuters waggelen enthousiast richting Haaientunnel.
Een uurtje Kapitein Klip staat garant voor veel inspiratie.

Voldaan fietsen we terug naar het museum, maar niet voor we hebben afgesproken dat Kapitein Klip ook een keertje bij Koos Matroos mag komen kijken… want Kapitein Klip allitereert dan lekker en weet misschien veel over alle dieren die je op zee tegen komt, zo muzikaal als onze Koos Matroos is hij natuurlijk lang niet.
En bovendien: wij hebben Dé Buffel!

zondag 3 oktober 2010

Oprechte betweters


“Weet iemand van jullie wat de VOC is?”
Meer dan de helft van het gehoor van 25 kinderen steekt zelfverzekerd een vinger op. Het kleinste jongetje, strategisch op de eerste rij gezeten om niets te hoeven missen, zweeft bijna boven zijn stoel van enthousiasme. Conservator Sjoerd de Meer lijkt verrast door zoveel voorkennis. Hij deinst achteruit. Lichtelijk verstrooid wijst hij naar het jongetje: “Zeg jij het maar.”
“Dat waren schepen die… eh… ongeveer in 1600… naar Azië gingen voor peper en zo.”

Sjoerd geeft samen met collega-conservator Wouter Heijveld college voor de MuseumJeugdUniversiteit. Bij de musea in Leiden zijn dit soort moeilijke colleges door echte wetenschappers al twee jaar een groot succes. Collega-educator Hanneke heeft het Leidse initiatief omarmd en er een Rotterdamse draai aangegeven. We worden bijgestaan door het Natuurhistorisch Museum en het Historisch Museum en dit is ons tweede college uit een reeks van vier dat elk museum verzorgt. ‘Had de VOC een TomTom aan boord?’ is de retorische titel.

Wouter neemt het stokje van Sjoerd over. Hij wijst een plek aan op de enorme globe die hij uit het depot heeft gesleept: “Wie kan mij vertellen hoe deze verticale lijnen heten?”
“Meridianen!”, weten een paar kinderen.

Kennelijk oefent de MuseumJeugdUniversiteit vooral aantrekkingskracht uit op intelligente wijsneuzen. De aanwezige kinderen zijn oprechte betweters die graag het verhaal van Sjoerd en Wouter aanvullen met aanpalende kennis. Wel zo leuk voor onze conservators, want een beetje spannend is dit college wel. Ze zijn natuurlijk gewend om te spreken voor publiek, maar over het algemeen gaat het dan om vakgenoten of volwassenen die zich sociaal wenselijk weten te gedragen. Kunnen Sjoerd en Wouter ook een veeleisend gehoor van acht- tot twaalfjarigen boeien? Na een uurtje college kan deze vraag overtuigend worden bevestigd.

“Vonden jullie het niet een beetje moeilijk?”, probeer ik na afloop als ik de wijsneusjes naar de entreehal loods.
“Nee hoor, juist interessant!”, antwoordt het kleinste jongetje enthousiast.
“Dat over die breedtegraden en hoogtelijnen, wist ik allang!”, zegt een blond meisje.
Het niveau van het volgende college over piraten door conservator Irene Jacobs kan gerust worden opgeschroefd.

vrijdag 24 september 2010

Seksistisch blog


Vandaag opent Fashion Ahoy! Voor ons een heel vernieuwende tentoonstelling. Hij gaat over de invloed van maritieme kleding – en dan vooral die van de matroos en de marineofficier – op het werk van wereldberoemde couturiers. Stiekem ben ik blij dat collega Hanneke als educator aan deze expositie is verbonden, want ik heb weinig met haute couture. Namen als Jean-Charles de Castelbajac, Lanvin en Sonia Rykiel zeggen me niets en hun werk brengt me niet in vervoering. Hanneke weet daar gelukkig wel raad mee en heeft een doorwrocht educatief programma in elkaar getimmerd. Mijn bijdrage aan het lesmateriaal beperkt zich tot het seksistische advies om toch vooral tatoeages met rondborstige vrouwen toe te voegen. Dit uit mededogen met de, toevallig via het CKV-onderwijs, in de expositie belande jongens.

Niettemin is Fashin Ahoy! een prachtige tentoonstelling geworden, eentje waarmee we waarschijnlijk een geheel nieuwe doelgroep zullen aantrekken. Dat ‘Fashion’ een ander soort tentoonstelling wordt, was al te merken toen de expositie werd ingericht. Normaal is de ‘vloer’ tijdens de opbouw het exclusieve territorium van de robuuste heren van onze Technische Dienst, maar dit keer moesten ze hun werkterrein delen met fijnbesnaarde aankleeddames en een fragiele homofiele vormgever. Ook het ontwerp voor de tentoonstelling is tamelijk feminien: een bont tapijt met kringelmotief, witte vitrage, subtiele aanlichting… heel sierlijk allemaal en een groot contrast met de voorgaande tentoonstelling, Beesten Aan Boord, die meer paste in de categorie ‘van dik hout, zaagt men planken.’

“Dat is zeker wel wennen voor jullie? Werken aan zo’n subtiel vormgegeven tentoonstelling”, vroeg ik tijdens de pauze belangstellend aan Peter, een van onze technische voormannen.
“Wat!!! Alsof we anders nooit subtiel werken!”, reageerde collega-technicus Leo gebeten.
Toch een tamelijk vrouwelijke reactie voor een stoere techneut. De invloed van Fashion Ahoy! reikt verder dan je denkt.

zondag 19 september 2010

Voltooid verleden puberteit


Afgelopen woensdag kregen we bezoek.
Ongeveer honderd tweedejaarsstudenten van de PABO kwamen kennismaken met het Maritiem Museum. Vaak voor het eerst, soms opnieuw:

“Bestaat Professor Plons nog?”

“O ja, De Buffel! Die gevangenis onderin het ruim vond ik vroeger zo eng...”

De reacties van de aspirant-leerkrachten illustreerden pijnlijk ons onvermogen om pubers over de vloer te krijgen. Kennelijk hadden de studenten het Maritiem Museum sinds hun kinderjaren niet meer bezocht. Ach, ik troost me met de gedachte dat dit een probleem is voor elk museum. Zelfs een toegankelijke attractie als Diergaarde Blijdorp - mijn vorige werkgever - is een no-go-area voor pubers.
Het zal wel iets met hormonen te maken hebben.
Juist daarom waren we erg blij met al die jonge meiden en jongens van de Hogeschool Rotterdam. Op drie vrijdagen in maart en op vrijdag 1 april zullen ze ons museum min of meer overnemen. Dan promoten ze de Maritieme Canon door schoolkinderen te trakteren op workshops, living history, voorleesverhalen, mini-musicals en meer. De studenten zullen illustere maritieme helden als veldheer Corbulo, Michiel de Ruyter en ingenieur Roentgen tot leven wekken en vergeten maritieme gebeurtenissen afstoffen. Een samenwerking waar we erg veel van verwachten. Al was het maar door het veelbelovend enthousiasme van de begeleidende vakdocenten: Ron de Bruin, Hans de Vries en Vincent Bacx. Het was aan hun ronkende peptalks te danken dat we afgelopen woensdag rond 16.30 uur al die studenten mochten verwelkomen die zich vrijwillig hadden ingeschreven voor het project.

Stel je eens voor: honderd post-pubers die ontzettend veel zin hebben in een samenwerking met ons mooie museum. Alsof hun adolescente afkeer van musea nooit heeft bestaan. Gedwee propten de dames en heren zich in onze Zadkine Zaal. Daar lieten ze zich, zittend op de grond, gewillig inpraten door bovengenoemde docenten en ondergetekende.
“Wat een tof project!”, fluisterde een van de meiden me toe. Overduidelijk een gevalletje voltooid verleden puberteit.

vrijdag 10 september 2010

Eigenwijs teefje


In juni stelde ik jullie voor aan Sjaak, een scheepshond die de hoofdrol speelt in een nieuwe, gelijknamige museumles voor groep 1 tot en met 4. Sjaak is gebaseerd op een bestaande scheepshond: Essin, een teefje (!) uit Vlaardingen. Inmiddels is het lesmateriaal voor Sjaak gereed. Volgende week verwachten we de eerste kleuters.

Illustrator Michiel Moormann heeft in de afgelopen maanden zijn best gedaan om van Essin een overtuigende Sjaak te maken. Sjaak is namelijk een zielig scheepshondje; hij is een beetje eenzaam en hoopt dat de kinderen hem willen helpen met het zoeken naar een vriendje. Een sneu geval dus. Dat kunnen we van Essin niet zeggen. Essin is een vrolijke hond, weliswaar stronteigenwijs zodra er een camera in de buurt komt, maar allesbehalve eenzaam. Gelukkig kun je in photoshop de waarheid naar je hand zetten.
“Maak er maar een heel zielig portret van”, suggereerde ik Michiel toen we een close-up van Essin bestudeerden. Dat wilde hij wel. Hij produceerde veertien prachtige prenten om het verhaal van Sjaak mee te illustreren.
“Zielig genoeg?”, vroeg Michiel hoopvol toen hij mij zijn eerste grafisch gemanipuleerde Sjaak liet zien.
“Ja heel droevig, maar wat mij betreft kan het nog sipper?”
Dat was geen probleem. Michiel trok de oogleden van Sjaak op tot dramatische hoogte en nu kan de hond de concurrentie met ieder huilend zigeunerjongetje aan. Het resultaat zie je hierboven.

Zakdoekje?


Meer zien van Sjaak? Surf naar: http://intranet/website/index.cfm?itm_id=285&http://www.maritiemmuseum.nl

vrijdag 3 september 2010

Soldatenbootje


“Hoe gaat het met u? Bent u nu aan ’t werk?”

Zo begint William Snijder (10) uit Alblasserdam zijn brief aan prinses Margriet. William is zojuist door Adjudant Geert van Doorn tot Doorn rondgeleid door de tentoonstelling over onze “maritieme prinses” en doet nu zijn best om Hare Koninklijke Hoogheid keurig aan te schrijven. Prinses Margriet is officieus recordhoudster schepen dopen, kennelijk heeft dat indruk gemaakt op William:

“(…) Ik heb een soldatenboot van rubber die je moet opblazen. Je moet er mee roeien maar ik kan heel goed roeien. Mijn rubberboot is niet gedoopt. Ik zou wel eens er bij willen zijn als u een boot doopt. Ik weet niet hoe ik het moet regelen.”

Aldus William die duidelijk hoopt de prinses een keertje in volle actie te mogen aanschouwen.

“Gods zegen toegewenst en de hartelijke groeten van William Snijder”, besluit hij gepast.

De afgelopen zomer hebben honderden kinderen dit soort brieven aan prinses Margriet geschreven. Aan mij de eer om de leukste eruit te pikken en op te sturen aan de prinses. Prinses Margriet heeft namelijk beloofd om een aantal brieven hoogst persoonlijk te beantwoorden. Die brief van William gaat in ieder geval op de bus. Wie weet is de prinses genegen Williams soldatenbootje te dopen…

vrijdag 27 augustus 2010

Kudde bizons


Laatst was ik terug bij mijn oude werkgever, Diergaarde Blijdorp. Het team van de tentoonstelling Beesten aan Boord kreeg een enthousiaste rondleiding door een regenachtige dierentuin. Goed voor de teambuilding natuurlijk, en voor mij een excuus om ’s lekker nostalgie te happen.
Toch viel een ding me tegen: veel educatieve uitingen in de Diergaarde ogen sleets, zeker als je het vergelijkt met het Maritiem Museum. Begrijp me goed, Blijdorp heeft uitstekende interactieve uitingen en een zeer creatieve afdeling Educatie, maar die middag leek het net of op sommige plekken een kudde bizons was gepasseerd. Dat klinkt negatief, maar is goed te verklaren.
Blijdorp met het Maritiem Museum vergelijken, neigt natuurlijk naar de bekende appels en peren. Het grootste verschil zit ‘m niet in de creativiteit of kwaliteit van de educatie – dat zit wel snor in de Diergaarde – nee, het zit ‘m vooral in de gebruiksdruk. Reken maar uit: ons museum ontvangt jaarlijks 120.000 bezoekers en Diergaarde Blijdorp 1.500.000. Meer dan twaalf keer zoveel! Onze exposities staan gemiddeld een jaar, in Blijdorp is tien jaar gangbaar. Oftewel: een willekeurig educatief spel in de dierentuin kan door 15.000.000 bezoekers worden gebruikt (10 x 1,5 miljoen) en daarmee is de gebruiksdruk een factor 120 (!) hoger dan bij ons. Daar komt nog bij dat bij ons alle educatie veilig binnen staat en dat wij gastheren en –vrouwen hebben rondlopen die er streng (doch vriendelijk) op toezien dat onze bezoekers zich keurig gedragen.
Ja zeg, zo kan Blijdorp het ook!

vrijdag 20 augustus 2010

Voer voor techneuten


In mijn vorige blog beschreef ik de worsteling van een educator om technische onderwerpen begrijpelijk te houden voor een groot publiek. De tentoonstelling “Vloeiende Lijnen” over technische scheepstekeningen was de aanleiding, maar grappig genoeg bevat deze expositie ook een totaal andere uitdaging. We sleutelen momenteel namelijk aan een bijpassende techneutenlijn voor fijnproevers. Deze bèta-bezoekers worden straks bediend met de Expert Teaser, een informatieblad op het formaat van een technische tekening met allerlei diepgravende informatie. Een uitdaging van een geheel andere orde.
Ook hierbij werk ik nauw samen met gastconservator Gerbrand Moeyes. Dit keer proberen we zijn vakkennis echter niet te versimpelen, maar stellen we een heuse hersenkraker samen. Zomaar een fragment:

“Die verhouding bepaalt scheepsbouwmeester Van Zwijndrecht met een grafische methode, die wiskundig neerkomt op het meer of minder transformeren van een zogenaamde sinusoïde.”

Pittige kost. Ik moet bekennen dat ook ik regelmatig de draad kwijt ben. Geen probleem zou je zeggen, want ik ben immers geen techneut, maar stiekem hopen we dat ook intelligente mensen die meer dan gemiddeld geïnteresseerd zijn in geschiedenis, de Expert Teaser onder de knie krijgen. Toch wel een doelgroep waarmee ik me graag identificeer.

Gelukkig is Gerbrand onvermoeibaar. Als hij me weer eens een tekst voorlegt, mijn hersenen overuren maken om zijn uitleg te doorgronden en een schaapachtige blik verraadt dat het niet erg wil lukken, zegt hij meestal geduldig:

“Zal ik er een tekeningetje bij maken?”

Vaak valt het kwartje dan vanzelf. Hopelijk straks ook bij u.

vrijdag 13 augustus 2010

Sinusoïde, valpijpschepen en ander moois


Ik hoef u natuurlijk niet uit te leggen wat hydrodynamisch onderzoek is, een valpijpschip, een bulbsteven of een cavitatietunnel. Toch zijn dit voor veel - heel veel - mensen volstrekt nieuwe begrippen. Als educator probeer ik bezoekers te behoeden voor al teveel vakjargon, en zorg ik ervoor, als maritieme krachttermen echt niet te vermijden zijn, dat de begrippen in ieder geval helder worden uitgelegd. Normaal een klein facet van het dagelijks werk, maar nu we de tentoonstelling “Vloeiende Lijnen” voorbereiden vliegen de vaktermen mij letterlijk om de oren.
“Vloeiende Lijnen” behandelt de - verrassend interessante - geschiedenis van de technische scheepstekening. Bij de samenstelling van deze tentoonstelling krijgen we hulp van gastconservator Gerbrand Moeyes, een kenner die zeer boeiend over dit, toch tamelijk specialistische, onderwerp kan spreken. Gerbrand en ik hebben een prettige rolverdeling uitgedacht: hij legt begrippen als eenpunts-afmeersysteem en sinusoïde omstandig aan mij uit en ik vat dat populistisch voor u samen. Uiteraard controleert Gerbrand nog wel of mijn beknopte versie strookt met de waarheid. Overbodig te bloggen dat mijn onnozele alpha-hersenen het uiterste vergen van Gerbrands bèta-geduld.
Toch weet hij mij aardig te bestuiven met al zijn technische uitwijdingen. Sterker nog, ik heb in de afgelopen twee maanden zoveel bijgeleerd dat ik ons publiek begin te overschatten. Dat bleek toen ik de ondertitels schreef voor een geluidloos filmpje over het testen van modelschepen door onderzoeksinstituut Marin. Ik citeer:

“Cavitatie is het ontstaan van dampbellen die het schroefblad of roer aantasten.”
“Een goed ontworpen schroef geeft zo min mogelijk cavitatie en geluidshinder.”

“Wablief?”, was de bondige reactie van projectleider Lucie.

Misschien kon u de ondertitels nog redelijk doorgronden, maar in een filmpje van twee minuten, vol met dit soort boodschappen, gaat deze informatie echt te ver. Ik heb de ondertitels inmiddels aangepast.

Het is maar goed dat we dit soort zaken van te voren op elkaar testen; kennelijk zinkt ook een educator makkelijk weg in beroepsjargon.

vrijdag 6 augustus 2010

En er zat niet eens een dak op!


Onlangs kampeerden we drie weekjes in de Languedoc en meestal verdunnen we onze luiervakanties dan met een scheutje natuur en cultuur. Niets hoogdravends hoor, we wandelden door een spectaculaire Gorge en bezochten vestingstad Carcassonne en enkele Katharenkastelen. De recensie van dochter Loes (10) loog er echter niet om. Op de achterbank van een bevriend stel luchtte ze haar hart:
“Daar heb ik nu al mijn hele leven last van! Zijn we lekker op vakantie, moeten we weer naar zo’n kasteel! En er zat niet eens een dak op!”
Vandaar dat Ria en ik besloten dat het beter was om de opgravingen van de Gallo-Romeinse stad Oppidium d’Enserune zonder de kinderen te bezoeken. Het was prachtig weer en de kinderen vermaakten zich toch wel in het zwembad. Zodoende piepten we er twee uurtjes tussenuit.
Een deceptie.
Achteraf waren we blij dat we de kids op de camping hadden achtergelaten. Niet dat de opgraving niet spectaculair was. Welnee, voor de historische fijnproever waren de blootgelegde fundamenten op de 100 meter hoge heuvel juist erg indrukwekkend. Er was alleen niets, maar dan ook helemaal niets, gedaan om de leek te enthousiasmeren. Geen visualisaties van het leven vlak voor onze jaartelling. Geen meeslepende uitleg. Geen audiotour. Geen gidsen. Geen speelse speurtocht. Geen workshop archeologie. Slechts abstracte fundamenten en, ach ja, toch ook nog een museum voor de belangrijkste bodemvondsten… met een dak erop.
Had onze dochter zich daar dan wel vermaakt?
Ik vrees van niet. Sinds de jaren vijftig was er niets aan het museum veranderd. Rijen vitrines met honderden vazen, potscherven, muntjes en olielampjes. Geen van de objecten kreeg extra aandacht. We moesten zelf maar uitzoeken welke vondst van historisch belang was.
Loes had het me nooit vergeven.
Nee, dan Naturalis. Direct na onze vakantie bezochten we met Loes en een vriendinnetje het natuurhistorisch museum in Leiden. In Naturalis wordt praktisch het gehele dierenrijk op prachtige, vaak interactieve wijze, tentoongesteld. Mét informatie voor jong en oud. En een goed dak! We waren er drie uur zoet.
“Hoe vond je Naturalis?”, vroeg ik Loes op de terugweg in de auto.
“Veel leuker dan die saaie kastelen in Frankrijk!”

zaterdag 10 juli 2010

Augmented Plons


Enkele blogs geleden schreef ik over mijn ingebakken conservatisme... althans, op het gebied van de digitale revolutie. Dat continue gevoel achter te lopen, knaagt aan me. Ik zit liever onder een boom met een goed boek, dan dat ik mijn mening over het Nederlands elftal twitter, maar toch probeer ik bij te blijven. Mijn museum houdt me gelukkig bij de les.

“Kan jij aanstaande donderdag naar de eindpresentatie van die studenten?” vroeg Frans van Hamburg mij laatst.
Frans is onze zakelijk directeur annex zestigjarige it-goeroe. Hij doelde op een presentatie van multimedia-toepassingen die studenten Communicatie, Media en Informatietechnologie met acht Rotterdamse musea hebben uitgedokterd. Ook het Maritiem Museum deed mee.

Op mijn fietsje toog ik naar de het gebouw van Hogeschool Rotterdam aan de Pieter de Hooghweg en mengde mij met een professionele gelaatsuitdrukking tussen alle hippe studenten die hun digitale vondsten in de aula aan de man brachten. Heel inspirerend. Ik zag tot touch-screens omgetoverde museumruiten, een gedigitaliseerd morse-spel en een game waarbij verveelde pubers meesterwerken uit de kunstgeschiedenis mochten verkrachten.
“Wilt u het ook eens proberen, meneer?”
Een magere wizzkid duwde mij een Wii-controller in handen.
“Kijk, u selecteert een deel van het schilderij en dan kunt u met dit palet met kleuren en structuren dat gedeelte van de afbeelding veranderen. Naar eigen smaak. Gewoon door te slepen.”
Aha, eenvoudig. Mijn kinderen hebben ook een Wii, dus dat moest lukken, maar hoe ik ook richtte en klikte, ik bakte er niets van.
“Dat komt door de tl-verlichting,” zei de student iets te begripvol. Zijn inlevende toon verraadde dat hij mij eigenlijk een seniele bejaarde vond.
“Ach ja, onhandig dat licht, maar… leuk spel, leuk spel!” antwoordde ik quasi-deskundig.

Kortom, deze digibeet beleefde een leerzame middag. Rest mij nog te melden dat de studenten die voor het Maritiem Museum Professor Plons in augmented reality hebben omgezet, werden uitgeroepen tot het beste team van 2010. Terecht! Ze hadden inderdaad een erg leuk idee, gebaseerd op voetbalverzamelplaatjes en een augmented gimmick, als u begrijpt wat ik bedoel.

donderdag 1 juli 2010

Natte oksels


Deze week hadden we 150 kleuters uit Barendrecht over de vloer. Een mooi moment om de nieuwe les Sjaak de Scheepshond uit te testen. Sjaak is namelijk erg eenzaam en zou heel graag een vriendje hebben om mee te spelen. Althans, dat spelden we kleuters op de mouw.

Het principe van de les is simpel. In de tentoonstelling Geen Zee te Hoog zijn allerlei dieren te zien op schilderijen, in boeken, op posters en in vitrines. Nooit als hoofdrolspeler, maar altijd als ornament, franje, bijzaak. Ook op het tussendek van marineschip de Buffel vind je dieren: een kaketoe in de matrozenhut, een kat bij de commandant, een rubber eendje naast zijn bad, enzovoort. Kortom, genoeg maritieme fauna voor een spannende speurtocht; kinderen uit groep 1 tot en met 4 mogen op zoek naar vriendjes voor Sjaak.

Nou, dat laten kleuters zich geen twee keer zeggen.

Vol enthousiasme ging het grut aan de slag. En geloof me: kleuters kijken stukken beter dan een (mannelijke) educator. Al binnen vijf minuten wisten de piepjonge proefkonijnen mij te wijzen op dieren die ik zelf nog niet eens ontdekt had.

“Meester, meester, ik heb een hondje gevonden.”

Inderdaad, op een schilderij over de trekvaart staat een minuscuul hondje van een centimeter (!) hoog afgebeeld. Wat een enthousiasme! Alleen die vragen hé! Vragen van kleuters zijn onnavolgbaar:

“Ben jij het baasje van Sjaak?”

Wijzend op het water in de Leuvehaven: “Is dat water echt?”

“Meester, waarom heeft u van die natte plekken onder uw oksels.”

Nee, dat gaat wel lukken, die nieuwe les over Sjaak.

vrijdag 25 juni 2010

Vragen aan Margriet


Binnenkort openen we een mooie tentoonstelling over prinses Margriet. Margriet werd meteen na haar geboorte in 1943 een belangrijk symbool voor de, door de oorlog geplaagde, koopvaardij. Een prinses met een maritiem tintje dus.

Vandaar.

In de tentoonstelling is op subtiele wijze een kinderlijn verweven. Via kindvriendelijke teksten en grappige kijkdoosjes gunnen we kinderen een kijkje in het leven van een echte prinses. Een beetje ontluisterend eigenlijk, want prinses Margriet blijkt gewoon een mens van vlees en bloed te zijn. Ze droeg nooit prinsessenjurkjes, ging gewoon naar school en ontmoette geen prins op het witte paard.
Acteur Geert van Doorn zal, in de rol van adjudant van de prinses, kinderen rondleiden door de expositie. Waarschijnlijk weet hij de meeste vragen over Margriet wel te beantwoorden, maar gelukkig kan hij de moeilijkste doorspelen aan de prinses zelf. De kinderen beëindigen de rondleiding namelijk met het schrijven van een brief aan Margriet. Die brieven, en uiteraard ook de antwoorden, zijn straks in de tentoonstelling te zien.

Een tijdje terug vroegen we twee schoolklassen om alvast wat brieven te schrijven opdat we de tentoonstelling niet met lege vitrines hoefden te openen. Dat leverde leuke vragen op:

Kunt u het paleis uit zonder gefotografeerd te worden?

Wat wou u vroeger worden?

Zou u ook wel eens een gewone mevrouw willen zijn?

Hoe was uw kindertijd? Had u altijd jurken aan of ook wel eens een rok of broek?

Benieuwd naar de antwoorden? “Prinses Margriet, Boegbeed van de Koopvaardij” loopt van 2 juli tot 9 januari 2011.

illustratie: Michiel Moormann

vrijdag 11 juni 2010

Graffiti




Graffiti...
Eigenlijk heb ik er een hekel aan. Het hormonaal afbakenen van je territorium vind ik eerder dierlijk dan esthetisch, maar soms, heel soms, weet een tag een snaar te raken. In die zeldzame gevallen neem ik de moeite om zo’n piece vast te leggen. De bovenste foto maakte ik bij station Vlaardingen Centrum en die eronder, een verbazingwekkend subtiele, komt uit Arnhem.
Van een heel andere orde is de graffiti op de onderste foto. Kennelijk had de kunstenaar behoefte om een boodschap achter te laten op de, toch zo verzorgd vormgegeven, schutting die de verbouwing van onze entree camoufleert. Bepaald geen mooi plaatje. Waarom vind ik deze tag dan toch de moeite waard?

Wel, ten eerste omdat het schuttingtaal is die geen schuttingtaal is. In tegendeel, het tekstje zet je juist aan het denken. Is de zender een allochtoon – daar lijkt het gebrekkige Nederlands op te wijzen – en zou hij werkelijk op achtjarige leeftijd ons museum hebben bezocht? Is het kortom een autobiografische tag? En zo ja, wie is de afzender?

Ten tweede vind ik het leuk dat het tekstje zo kernachtig ons museum typeert: achter de schutting gebeurt kennelijk iets met scheepsmodellen en je kunt er ook leuke dingen doen, modelscheepjes maken bijvoorbeeld.

En ten derde is het tekstjes natuurlijk gewoon grappig bedoeld. Een beetje flauw, maar goed genoeg voor een glimlach.

De bouwschutting wordt begin juli gesloopt.

vrijdag 4 juni 2010

Onwillige scheepshond


Afgelopen woensdag moest ik naar Sjaak. Sjaak de Scheepshond.
Sjaak is het leidfiguurtje in een nieuwe les voor groep 1 tot en met 4 en gaat figureren in een prentenboek waarin terloops allerlei maritieme begrippen worden geïntroduceerd. In zo’n geval kun je een illustrator vragen om een geheel nieuwe Sjaak uit te tekenen, maar het is natuurlijk veel leuker als Sjaak ook echt bestaat.
En dat doet-ie.
Ik kwam Sjaak tegen tijdens een wandeling langs de Vlaardingse haven. Hij blafte me toe vanaf een oude zeillogger. Via de havenmeester kwam ik in contact met Sascha, Sjaaks baasje.
“Sjaak is een teefje en ze heet Esin”, vertelde ze toen ik haar opbelde.
“O dat geeft niks. Ze ziet er leuk uit en jullie schip past ook mooi in het verhaal”, stelde ik haar gerust.
Daarna maakten we een afspraak om Sjaak te fotograferen. Dat vond Sascha natuurlijk erg leuk.

Ik wist illustrator Michiel Moormann te strikken voor de fotografie. Het leuke aan zijn stijl is namelijk dat hij werkt met plak- en knipcollages van gefotografeerde en getekende elementen.
Perfect voor onze "echte" Sjaak.
Op de fiets togen we naar Vlaardingen. De fotosessie werd een amusante beproeving. Sjaak blaft altijd stoer naar mensen op de kade, maar bleek als de dood voor fototoestellen. Vandaar dat hij zich ietwat onprofessioneel opstelde. Zei Sascha “Lig!” dan ging Sjaak staan. Bij “Zit!” draaide hij zich snel om. En “Hier!” werd opgevat als “Ga!”. Gelukkig liet Sjaak zich uiteindelijk lijmen met plakjes worst, waarna het toch nog een geslaagde fotosessie werd.

Hou dit blog vooral in de gaten; zodra de eerste illustraties van Sjaak gereed zijn, zal ik ze posten. Bovenstaande foto maakte ik zelf tijdens mijn eerste ontmoeting.

vrijdag 28 mei 2010

IT-slak


Op een blauwe maandag heb ik het vak “Marketing” gestudeerd. Veel is me er niet van bijgebleven, behalve dan een boeiende theorie over de product-levenscyclus. Bij deze theorie hoort een mooi grafiekje dat illustreert hoe nieuwe producten (1) eerst worden opgepakt door een klein groepje innovators, (2) daarna door een grotere groep early adoptors, en nog weer later door (3) de early en (4) late majority. Uiteindelijk is er dan nog (5) een klein groepje meelijwekkende leggards (slakken) dat overstag gaat.

Laatst voelde ik me zo’n leggard.

Eerlijk gezegd heb ik dat regelmatig. Vooral bij producten die met computers te maken hebben. Ik oog dan wel heel hip en viriel, maar op IT-gebied hobbel ik achter de feiten aan. OK, ik hou een blog bij, maar dat is vooral aan het museum te danken. Sinds kort twitter ik, maar echt warm word ik er nog niet van. En op hyves, facebook en linked-in dwaal ik slechts onnozel rond. Gelukkig heb ik collega’s die me bij de les houden.

Maar goed, deze week voelde ik me dus weer een leggard.

Ik was op bezoek bij Michiel Moormann. Deze illustrator maakt een vijftal komische kijkdoosjes voor de kinderlijn in onze aanstaande Margriet-tentoonstelling. We bekeken de schetsen op zijn computer.
“Wil je die verjaardagstaart hier in de afbeelding?”, vroeg Michiel, terwijl hij terloops een pennetje oppakte en daarmee op zijn scherm een plaatje van een taart in de illustratie sleepte. Een pen als muis? Dat had ik nog niet eerder gezien. En ook nieuw voor mij: Michiels beeldscherm is min of meer een horizontaal schetsblok.
Kennelijk zag hij mijn verbazing: “Dat bestaat al jaren, hoor.”
“Weet ik toch.”, veinsde ik.

Even later droop ik af, een leggard op een fietsje.

vrijdag 21 mei 2010

Ron de inspiratiebron


In september werd ik overrompeld door Ron de Bruin. Ron is geschiedenisdocent aan de PABO van Hogeschool Rotterdam en hij leek mij wel een interessant klankbordcontact (een vreselijk woord, ik weet het). Dat bleek een voorzichtige veronderstelling. Ron is nog van vóór ADHD, maar barst werkelijk van de creatieve ideeën die hij het liefst ook meteen wil uitvoeren. Geschiedenis is voor hem een onuitputtelijke inspiratiebron voor verhalen en activiteiten. Onvermoeibaar stalkt hij zijn studenten met zijn hang naar historische sensatie, in de hoop dat zij dat later weer doorgeven aan hun leerlingen. En verdraaid, dat lukt hem nog ook.

Ik liet mij overtuigen in Gouda. Op een gure maar zonnige dag in mei hadden vijftig tweedejaars-PABO-studenten zich in het centrum van deze stad geposteerd. Doel: eerstejaars studenten laten zien hoe je op een creatieve manier met geschiedenis om kunt gaan. Geïnspireerd door Ron hadden de studenten hun best gedaan op historische verhalen, toneelstukjes en spellen die de Goudsche Canon voor het voetlicht brachten. En inderdaad, ze hadden er iets moois van gemaakt: van stroopwafelpuzzels en een biermerkenspel tot een quiz over Goudsche pijpen. De eerstejaars lieten zich enthousiast meevoeren en inwoners van Gouda mochten en passant meegenieten.

Volgend jaar is het Maritiem Museum aan de beurt. Dan werpen verse tweedejaars-studenten zich op onze Maritieme Canon. Vier vrijdagen lang zullen ze schoolkinderen (en gewone bezoekers) vermaken met spel, verhalen, rondleidingen en living history. Ook weer zo’n idee van Ron de Bruin.

Benieuwd naar Ron? Surf eens naar: http://www.youtube.com/watch?v=0L492LWoU78. Daar vind je zijn afscheidspraatje uit 2009 voor afstuderende PABO-studenten.

vrijdag 14 mei 2010

Vrouwenwereld


Kijk maar eens goed naar bovenstaande foto. De dames die hier zo aandachtig naar een flip-over staan te staren zijn educators. Educators van Rotterdamse musea om precies te zijn. Toen ik vorig jaar de overstap maakte van de dierentuin- naar de museumwereld had ik er geen benul van, maar het educatieve vakgebied is in de afgelopen jaren volledig gefeminiseerd. Dat werd me voor het eerst duidelijk toen ik vorig jaar juni de “Dag van de Cultuureducatie” in Arnhem bezocht. Met enige schroom moet ik bekennen dat ik schrok toen 90 procent van de bezoekers vrouw bleek te zijn. Het leek verdorie wel een Libelle-dag, maar dan jong, hip en met inhoud (ai, glad ijs!).

Dat is in de dierentuinwereld anders. Daar zwaait nog een stel stoere biologen de scepter, hoewel ook hier de vlotte educatrice in opkomst is. Begrijp me goed: vrouwen zijn beslist goede educators - vaak beter dan hun mannelijke pendanten - maar van een evenwichtige man-vrouw-verhouding is natuurlijk geen sprake meer. En dat is jammer, want ik ben er van overtuigd dat mannen en vrouwen elkaar perfect aanvullen. Zeker in ons vakgebied waarin je je in je doelgroepen moet verplaatsen. Ik snap nu eenmaal meer van de rare kronkels van jongens en mannen dan mijn collega Hanneke. En zij behoedt mij voor al teveel oppervlakkigheid en lolbroekerij. Gelukkig is in ons Museum de man-vrouw-verhouding wel in orde.

Niettemin voelde ik me tijdens de afgelopen vergadering van Rotterdamse educatoren stiekem erg eenzaam. De enige twee andere mannelijke educatoren – werkzaam in het Wereldmuseum en de Kunsthal – schitterden door afwezigheid en dus was ik de exclusieve man in dit gezelschap.

Wel waren de dames lief en geduldig.

donderdag 29 april 2010

Turkse stem voor De Ruyter


Vorige week had ik een tweede testklas voor de les Ranking History op bezoek. Dit keer groep 8 van Christelijke Basisschool Prinses Juliana. Een klas met louter allochtone kinderen die door een heel lieve juf subtiel onder controle werd gehouden.

Ook deze kids van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst namen een duik in onze maritieme geschiedenis en kozen hun favoriete top drie uit de Maritieme Canon. En net als bij de eerste - overigens volledig witte - testklas kozen de kinderen massaal voor Michiel de Ruyter en schipper Bontekoe. De Gouden Eeuw spreekt kennelijk tot de verbeelding.
Aan het eind van de les mochten de kinderen hun keuze verdedigen. Dat deden ze met verve. Vooral Gohan (11), in Nederland geboren maar met Turkse ouders, maakte indruk:

“Ik heb op Michiel de Ruyter gestemd omdat hij de redder is van ons vaderland”, zei hij vol overtuiging. En vervolgens op serieuze toon: “Gelukkig heeft admiraal De Ruyter van de Engelsen en Fransen gewonnen, want anders… anders zou ik misschien niet eens geboren zijn!”

Natuurlijk, hier valt historisch heel wat op af te dingen, maar wie kan er nog cynisch zijn over onze multiculturele samenleving na zo’n hartverwarmend pleidooi van een jongetje met Turkse roots voor een oer-Hollandsche held?

zaterdag 24 april 2010

Karel Doorman mag weer (even)


Laatst kwam Frits – onze directeur – even binnenlopen. Zijn oog viel op het stembiljet dat ik heb laten drukken voor de les “Ranking History”.
“Goh, dat had tien jaar geleden echt niet gekund.”
Frits doelde op het heldhaftige portret van schout-bij-nacht Karel Doorman dat prominent op het stembiljet prijkt. Een stoere afbeelding die ik met zorg had uitgekozen, want (1) een zeeheld in uniform valt bij meiden in de smaak; (2) de marineschepen zullen jongens aanspreken; en (3) de nationalistische vormgeving past goed bij het tegenwoordig o zo modieuze canon-denken.

Frits had natuurlijk gelijk. Tien jaar geleden had dit portret van een heldhaftige oorlogsheld niet gekund. Het toedienen van een scheutje - al dan niet gepast - chauvinisme om de geschiedenis te kruiden, is pas sinds enkele jaren weer salonfähig.

Frits wees me op nog een ander voorbeeld van de schuivende tijdgeest.
“Wist je dat de kanons op de ‘Buffel’ pas sinds twee jaar zijn teruggeplaatst?”
Dat wist ik niet.
“Echt waar. Toen de Buffel in de jaren zeventig werd omgebouwd tot museumschip was het pacifisme op haar hoogtepunt", lichtte Frits toe: "Associaties met oorlogsvoering werden bij de renovatie zoveel mogelijk gemeden. Vandaar dat in die tijd de geschutskoepel werd weggetimmerd met schrootjes!”

Die schrootjes mochten dus dertig jaar lang een ongewenst verleden verbloemen. Zal mij benieuwen hoe lang het duurt voor Karel Doorman weer terug de kast in moet.

vrijdag 16 april 2010

Triest


Dinsdag ging er iemand dood onder mijn raam.

Met een werkplek midden in het centrum van Rotterdam hoor je niet snel op van een sirene, maar dit keer was het zo’n kakofonie dat ik toch even stopte met mijn bezigheden.
Beneden op straat was het een drukte van belang. Allerlei hulptroepen waren gearriveerd, zelfs een grote brandweerwagen was uitgerukt. Tussen de nieuwsgierig toekijkende passanten en professioneel opgestelde agenten, herkende ik een ambulance-medewerker. Hij zat op zijn knieën en was druk bezig met reanimeren. Het slachtoffer was net niet zichtbaar. Ik zag alleen een stel benen. Gruwelijk natuurlijk. Je zal er maar liggen!

Zo’n reanimatie kan echter lang duren en dus ging ik weer aan de slag.

Tien minuten later keek ik weer naar beneden. Inmiddels werd het slachtoffer door twee agenten aan het zicht onttrokken met een oranje zeiltje. Het reanimeren ging gewoon door.

Arme drommel.

De telefoon ging. Het was de drukker. Of de kleurenprints voor het nieuwe lesprogramma in orde waren? Ik kon hem geruststellen. Even later een afspraak met een leerkracht van de Hogeschool Rotterdam.

En zo verstreek de tijd. “Ach ja, die man beneden!” Bijna was ik hem vergeten. Ik keek weer uit het raam. Het slachtoffer was weg, het trottoir leeg. Alle hulpdiensten waren vertrokken. Mensen liepen weer over straat alsof er nooit iets gebeurd was.
Zo kan je leven dus eindigen: je krijgt een hartaanval en sterft op de stoep, mensen kijken even op en gaan weer aan het werk.

Triest.

vrijdag 9 april 2010

Creatieve kerels


De man op bovenstaande foto, die zo vlijtig aan het letteren is, heet Leo. Hij is een van onze vijf gewaardeerde medewerkers van de Technische Dienst. Een kwintet dat het Maritiem Museum drijvende houdt.
In mijn vorige werk als educator in Diergaarde Blijdorp, had ik ook een Leo. Die Leo heette Henk en was – stom toevallig – de broer van de Leo op de foto. Leo en Henk zijn kerels met totaal verschillende karakters, maar een ding hebben ze gemeen: een ongekende creativiteit. Om maar iets te noemen: Henk drumt in een noisy popbandje en is - naast zijn werk als decorateur in Blijdorp - vrij kunstenaar. Leo speelt trompet, weet werkelijk alles (maar dan ook alles!) over moderne klassieke muziek en is in zijn vrije tijd decorateur. Beide heren delen uiteraard dezelfde ouders, maar ook eenzelfde leerschool: het oer-Rotterdamse decoratiebedrijf Atelier Leo Mineur.

En natuurlijk kun je op beide heren bouwen. Dat gold vroeger in Blijdorp voor Henk, maar nu in het museum ook voor Leo. Ik wilde een mooi kast voor de informatiemapjes bij de les Ranking History. Nou, die heb ik gekregen. De technische collega’s timmerden een prachtige kast in elkaar en Leo schilderde ‘m op tot luxe kabinet.

Eigenlijk gun ik iedereen een Leo… of een Henk natuurlijk.

vrijdag 2 april 2010

Drilboor-blog


RATATATATATATAH!!!

Op dit moment verbouwen we...

TEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEK!!!

…entreehal. Volgens mij wordt het erg mooi, maar het…

RAKKETATAKKETATATATATAK!!!

… om ons verstaanbaar te maken. Vooral…

RAKKETATAKKETATATATATAK!!!

…telefoon. Knap trouwens hoe Patricia, onze projectleidster…

TEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEK!!!

… koel houdt. Met dank aan onze technisch opz…

RATATATATATATAH!!!

…ud van Overdijk. Die is ook niet gek te kr…

TEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEKKEDEK!!!

… 9 juli is alles af. Komt u dan…

RATATATATATATAH!!!

…ken.

zondag 28 maart 2010

Good old De Ruyter


Deze week was het zover: de proefles voor Ranking History vond plaats. De veronderstelling dat kinderen geschiedenis meer zullen waarderen als ze zelf hun favoriete onderwerp mogen uitkiezen, bleek gelukkig te kloppen.
Bedoeling van Ranking History is dat de kids een top 3 kiezen uit een shortlist van 20 maritieme onderwerpen (alle te zien in onze expositie Geen Zee te Hoog) en deze drie keuzes onderbouwen met een jury-rapport. Vervolgens verdedigen de kinderen klassikaal hun keuze. Aan het eind van Ranking History verlaat de klas het museum met een eigen maritieme top 20 .
De kinderen mogen hun top 3 dus geheel naar eigen smaak uitkiezen. Gewoon op gevoel. Tijdens de proefles bleken de kinderen om heel onverwachte redenen tot hun keuze te komen:

- Frenk (11) koos voor de Holland-Amerika Lijn omdat zijn opa ooit voor deze rederij had gewerkt

- Tom Romeyn (11) stemde - omwille van zijn achternaam - op de Romeinse godin Nehalennia

- En twee meiden (beiden 12) kozen simpelweg voor De Boeg – het gedenkteken voor koopvaardijopvarenden die in WO II omkwamen – omdat ze het zo’n mooi monument vonden

Tamelijk verrassende motieven en niet altijd even relevant. Toch bleek deze keuzevrijheid effect te sorteren. Om hun top 3 te jureren maakten de kinderen fanatiek gebruik van de geboden achtergrondinformatie. Sterker nog, ze konden in het afsluitende debat vol vuur over het historisch belang van hun onderwerp vertellen. Wat wil een educator nog meer?

O ja, en weet je wie uiteindelijk de meeste stemmen trok? Good old Michiel de Ruyter.

Dat was dan weer minder verrassend.

vrijdag 19 maart 2010

Ons kent ons


Deze week heb ik het druk met de laatste loodjes voor Ranking History, het lesprogramma bij Geen Zee te Hoog. De twintig mappen met achtergrondinformatie zijn geschreven, de kinderverhalen geïllustreerd en de hilarische instructiefilm (binnenkort op de website van het MMR) is geschoten. 1 april moet alles zo’n beetje gereed zijn. Daarom heb ik voor aanstaande dinsdag een klas geronseld om de les te testen: groep 8 van basisschool ’t Ambacht uit Vlaardingen…

Vlaardingen?

Ja inderdaad: Vlaardingen. Niks menselijks is mij vreemd. Ik kan natuurlijk de wetenschappelijke schijn ophouden, maar in de praktijk realiseert iedereen zijn projecten door beroep te doen op z’n eigen netwerk. Ook ik dus. Dat regelt net iets makkelijker en geloof me: zo gaat dat in elk bedrijf.

Waarom ’t Ambacht? Tja, dat is dus gewoon de school (maar niet de groep) van mijn dochter. En ik heb meer op te biechten: al het lesmateriaal voor Ranking History werd doorgelezen door een enthousiaste leerkracht (de vrouw van ons Hoofd Collecties) van het Groen van Prinsterer Lyceum in Vlaardingen (mijn voormalige Middelbare School); mijn oude meester uit de vierde klas checkte alle kinderverhalen; en voor de “reclamefoto’s” heb ik dankbaar gebruik gemaakt van mijn puberende zoon en zijn stoere vrienden (zie foto).

Dit jaar zijn we van plan om voor ons museum klankbordgroepen op te zetten. Leerkrachten, bezoekers en misschien zelfs kinderen mogen ons dan helpen bij de ontwikkeling van nieuwe programma’s. Ik beloof hierbij plechtig dat we voor dat doel meer neutrale deelnemers zullen uitkiezen (maar sluit een geringe dosis nepotisme niet op voorhand uit).

donderdag 11 maart 2010

Elvis doet leven


Afgelopen Museumnacht werd het Maritiem Museum overlopen door meer dan 7000 enthousiaste bezoekers. Het programma was er dan ook naar: in de centrale hal werd Elvis gereanimeerd door René Shuman; Bollywood-danseressen trokken het publiek massaal de dansvloer op; het spookorkest van de Titanic speelde in blacklight; er was een kennisquiz in de bibliotheek; en gokverslaafden (in spe) boden we een cursus pokeren aan.

Opvallend was de enorme hoeveelheid jongeren. Zoals u weet koesteren wij onze oudere bezoekers, maar tijdens zo’n Museumnacht valt niet te ontkennen dat de gemiddelde leeftijd omlaag keldert. Wel grappig, al dat hippe volk. Toch wil ik via dit blog een hoogbejaarde heer uitroepen tot “Bezoeker van de Nacht”. Hij staat hierboven, ietwat vaag (met dank aan mijn telefoon), afgebeeld, maar in ieder geval is de foto authentiek! Ik kon dit plaatje schieten nadat zijn dochter – ook minstens vijftig plus – mij enigszins beschonken aanklampte. Dat was tijdens het derde optreden van René Shuman, zo’n beetje toen hij Blue Suede Shoes speelde.

“U heeft zeker mijn vader wel gezien!”, riep ze in mijn oor: “89 jaar! En toch nog aan het jiven!”

En inderdaad, vlakbij de balustrade zag ik een ietwat houterig dansende opa die in opperbeste stemming heupwiegde op de maat van wijlen The King. Wat een vitaliteit! Daar konden de meeste jongeren een puntje aan zuigen. Helaas heb ik verzuimd zijn naam te vragen. Dus als u uw vader hierin herkent, laat mij dat dan even weten…

vrijdag 5 maart 2010

Room with a View


Heb ik al verteld over mijn uitzicht? Ons museum ligt in het centrum van de stad, aan het drukke kruispunt van de Blaak met de Coolsingel. Zodoende ben ik ongevraagd op de hoogte van alle gebeurtenissen in hartje Rotterdam. Onlangs passeerde nog een of andere militaire taptoe en deze zomer mag ik me verheugen op het peloton van de Tour de France. Afgelopen dinsdag was het ook raak. Ik zat net een week achterstallige e-mail weg te werken toen buiten het metalige geluid van een megafoon klonk. De boodschap was iets als:

“Krllglogrh AOW geroel ihef jgeokf ogoee!” (4x)

Het bleek een protesttocht van de FNV te zijn. Geen idee wat de menigte precies probeerde te vertellen, maar kennelijk was verhoging van de AOW-leeftijd het thema. Dat zag men niet zitten. Het betrof voornamelijk oudere heren die zich voor de gelegenheid hadden uitgedost in pijnlijk gele t-shirts.

Grappig. De hele AOW-kwestie is nog zo ver van mijn bed dat ik me er niet echt druk om kan maken. Maar ja, ik heb natuurlijk makkelijk praten met een wereldbaan in een leuk museum met grootstedelijk uitzicht.

donderdag 18 februari 2010

Slechts 3.000 jaar oud


Opeens stond ik gisteren oog in oog met de oudste boot ter wereld; kwestie van slechte voorbereiding. Samen met projectleider Lucie Kuipers en marketeer Judith Freijser bezochten we het Drents Museum in Assen. Dat museum - aan de rand van de ons bekende wereld - had immers twee jaar geleden een ongelooflijk succesvolle China-tentoonstelling. Go China! trok maarliefst 354.105 bezoekers. Dat had natuurlijk alles te maken met de veertien onweerstaanbare manshoge soldaten uit het terracotta leger van Xi'An, maar ook met een uitstekende projectplanning. En aangezien wij volgend jaar ook een expositie over China openen, leek het ons aardig de kunst af te kijken bij de Drentse collega's. We werden hartelijk ontvangen door Ellen ter Hofstede en Else Gerritsen en raakten prompt geïnspireerd.

Na afloop van het gesprek gunden we ons nog een kijkje in het museum... en daar gebeurde het dus. Daar werd ik overrompeld door de kano van Pesse, een 10.000 jaar oude boomstamkano. Toevallig had ik hem onlangs nog aangehaald in het lesmateriaal over onze eigen (fragment van een) boomstamkano. Ik wist dat 's werelds oudste vaartuig in Drente was opgegraven, maar had geen idee dat hij zich in het Drents Museum ophield. 10.000 jaar oud! Mind you, daar is onze 3.000 jaar oude kano een jonkie bij. Respect!

Het is dat de trein richting beschaving wachtte, anders had ik nu nog in Assen staan kwijlen.


(bovenstaande foto komt overigens van www.cultuurwijzer.nl)

zondag 14 februari 2010

Saahaai!


Een doordeweekse ochtend. De Van Herkjes zitten vredig aan het ontbijt. Vanuit het niets poneert dochter Loes (9) een stelling: “Geschiedenis is saahaai!”
“Vind je dat echt?”, vraag ik lichtelijk geschokt. Dit kan ze toch niet menen? Mijn bloedeigen dochter, drager van de helft van mijn genen.
“Maar Loes”, werp ik tegen: “geschiedenis is toch boeiend? Er komen heel veel paarden in voor.”
Zelf vind ik dat wel een slimme zet. Heel educatief ook! Ik gebruik Loes’ referentiekader als vertrekpunt: ze is gek van paarden. “Boring!”, roept zoon Daan (12).
Niet echt een constructieve bijdrage, maar bij Loes constateer ik gelukkig een ommezwaai.
“Ok, ok, met paarden! Ja, dan is geschiedenis wél leuk…”, geeft ze aarzelend toe.
“Vooral als ze afgeslacht worden in een gevecht!”, zegt Daan met een gemene grijs.
“Dat is zielig!”, roept Loes boos.

Dit jaar willen we met klankbordgroepen gaan werken. Groepjes mensen die een dwarsdoorsnede van ons publiek vormen, aan wie we onze ideeën voor kunnen leggen. Heel zinnig, want vaak ben je als museummedewerker te veel ingevoerd in je onderwerp. Sterker nog, soms zijn we net een stel wereldvreemde freaks. Wat ons opwindt, laat bezoekers dan koud.
Goed idee dus, dat werken met klankbordgroepen, hoewel ik thuis bij het ontbijt vaak denk: “Zo’n klankbord heb ik al lang aan tafel zitten.”