donderdag 20 december 2012

Wereldvreemde nerd.



Ik ben een wereldvreemde nerd.
En collega Ron Brand met mij.
Een verstrekkende conclusie, maar onontkoombaar wanneer je als naïeve educator en argeloos conservator  met vier zeelui in gesprek gaat over hun erotische avonturen. Niet voor de lol natuurlijk - nee zeg - maar omdat we aan dit pikante onderwerp een tentoonstelling willen wijden.
Al eerder schreef ik over mijn ontmoeting met Koos op Katendrecht. Hij vertelde bloemrijk over de mores op zee en de volkscultuur op de Kaap. Deze afspraak met de vier zeelui was min of meer een vervolg. Ook Koos was weer van de partij, dit keer aangevuld met een oud-machinist, oud-stuurman en oud-kapitein.
Ron en ik vreesden voor een aarzelende start – je deelt immers niet met iedereen je seksleven – maar daar vergisten we ons in. De gewezen stuurman nam meteen het voortouw en al snel bleek de ene anekdote opmaat voor de andere. De verhalen waren soms schunnig, maar meestal vol humor, zelfspot en realiteitszin. Over spanningen aan boord tijdens lange reizen die zich ontlaadden in knokpartijen, bevlekte pin-ups en seksblaadjes, populaire havens in Latijns-Amerika en de professionaliteit van Japanse hoeren. De heren namen kortom geen blad voor de mond . Ze schilderden een mannencultuur gedreven door testosteron en hormonen.
“Een kut trekt meer dan tien paarden” , verklaarde Koos poëtisch. Ron en ik hielden uiteraard ons gezicht professioneel in de plooi, maar beseften dondersgoed dat ons hier een wereld werd voorgeschoteld waarvan wij - museale kantoorklerken - slechts  het bestaan vermoedden.  Niet omdat wij zoveel beschaafder zijn dan onze gasten, maar puur omdat wij nooit in de ‘juiste’ omstandigheden verzeild zijn geraakt. Onze vier gasten zijn er stellig van overtuigd dat ‘alle’ mannen - ongeacht nationaliteit of cultuur - hetzelfde zijn en er lang op reis en ver van huis hun eigen seksuele normen en waarden op na houden.
Ik begreep het eigenlijk wel.
Onwillekeurig moest ik echter aan mijn voormalige werk als educator in Diergaarde Blijdorp denken. De dierentuinwereld heeft veel te stellen met jonge mannetjesolifanten die, eenmaal in de puberteit, de gehele kudde beginnen lastig te vallen. Moeder, tante, broer of zus… maakt niet uit. In de natuur wordt zo’n hitsige jongeling domweg de kudde uit gebonjourd, maar in dierentuinen worden ze noodgedwongen apart gehuisvest.  Afgaand op de anekdotes van onze zeemannen gedragen mannetjes-mensen zich niet veel anders: ook zij worden gedreven door hun instincten, met dat verschil dat ze tussendoor nog weleens een goed boek lezen.
Sommige exemplaren althans.

donderdag 6 december 2012

Dames met een rauwe gerrit


Dat veel zeelui op hun lange reizen de bloemetjes buiten zetten, is publiek geheim: iedereen weet het, maar niemand wil erover praten. Voor een nieuwe tentoonstelling  zijn we niettemin op zoek naar maritieme ooggetuigen die minder moeite hebben om hun “avontuurlijke” verleden of heden te delen. Gelukkig hebben we er een aantal gevonden.
Koos is er een van.
Twee weken terug ging ik bij hem op de koffie.  Koos, zeventig jaar oud, heeft in zijn jonge jaren de wereld rondgevaren en woonde een groot deel van zijn leven met partner Rob op Katendrecht . Vanuit een comfortabel appartement overziet hij nu de Kaap en kijkt hij terug op het roemruchte verleden van de wijk. Koos is heel stellig: “Bij ons aan boord ging iedereen naar het bordeel.  Alleen de hoofdmachinist niet - die ging naar de kapper, zei hij - maar als we weer op zee waren bestelde hij ineens een colaatje in plaats van zijn favoriete neut. Alcohol en penicilline gaan immers niet samen.”
“Penicilline?” vroeg ik naïef.
“Ja, om geslachtsziekten te onderdrukken.”
“Aha.”
Koos zat duidelijk in zijn praatstoel. Hij vertelde honderduit.  Over hoe hij tijdens zijn carrière op zee nog in de kast zat. Dat homo’s troost vonden bij begripvolle hoeren op de Kaap. Dat de naam Katendrecht bij Griekse zeelui beter bekend was dan Rotterdam zelf. Dat Noorse zeelui hun geld liever aan alcohol besteedden dan aan de dames. Kortom, sappige anekdotes uit een vervlogen verleden.
Het mooiste aan de verhalen van Koos vond ik het Kaapse taalgebruik. De straattaal van een havenstad is meestal niet mals, maar op Katendrecht was men wel heel virtuoos. ‘Die vrouw speelt piano’ was codetaal voor een heimelijke prostitué en een dame die erg veel klanten had bediend, had na een dag last van een ‘rauwe gerrit’. Ook de bijnamen van de prostitués spreken nog steeds  tot de verbeelding: de Makreel was een hoer uit Zeeland, Lodalientje werd vernoemd naar het schoonmaakmiddel waarmee ze de eczeem op haar dijen bestreed en Corrie van de Rekels was een dame die op luidruchtige wijze haar vleeswaar aan de man bracht.

Binnenkort spreken we Koos weer. Maar dan in gezelschap van enkele andere openhartige zeemannen. Het belooft een gezellige boel te worden.

vrijdag 9 november 2012

Een kus voor de matroos

 
“Dit is een hééééél oud schip. De opa van mijn opa van mijn opa van mijn opa van mijn opa van mijn opa van mijn opa van mijn opa… en die z’n vader, heeft er nog op gevaren.”
Tweeëntwintig kleuters keken Koos Matroos met grote ogen aan.
“Dat is te moeilijk voor ons hoor”, reageerde een schattig meisje met vlechtjes, “Dat begrijpen wij niet.”
Altijd weer verrassend hoe oprecht kleuters reageren.
Acteur Rob Musters probeerde afgelopen woensdag een nieuwe variant van zijn kleuterprogramma “Koos Matroos” uit. Normaal speelt deze muzikale les zich af aan boord van marineschip De Buffel, maar gedwongen door bezuinigingen vertrekt De Buffel binnenkort uit de Leuvehaven, dus die vlieger gaat niet meer op.
Gelukkig is Koos Matroos ook leuk zonder Buffel. Althans, dat hoopten we. Een try-out moest het bewijs leveren. Vandaar dat onze bezoekers afgelopen woensdag een sliert kleuters van OBS De Margriet achter Koos aan konden zien huppelen. Eindbestemming was onze tentoonstelling ‘Geen Zee te Hoog’, een echte museumtentoonstelling met mooie scheepsmodellen en prachtige schilderijen, maar met weinig interactie.
Niet geschikt voor kleuters?
Wél als je het kielzog van Koos Matroos bevaart. Koos toonde de kleuters de schepen van zijn zeevarende voorvaderen en beduvelde zijn jonge publiek met sterke verhalen in vloeiend visserslatijn. En de kinderen? Die slikten alles voor zoete koek. Na vijf scheepsmodellen, een enorm 17de eeuws schilderij en een maquette van een scheepswerf, vond Koos het welletjes. De kinderen moesten nu zelf maar ‘s aan de bak. Met echte instrumenten voerden ze een hoorspel op, vlak naast ons beroemde Mataro-model. Gewoon tussen het publiek. Een chaotische, maar o zo muzikale potpourri was het resultaat.
Na afloop wees Koos nog even op een mooi scheepsmodel in de hal.
“Kijk, op zo’n soort schip heeft de opa van mijn opa nog gevaren.”
“De opa van je opa?”, vroeg hetzelfde meisje weer.
“Ja, begrijp je wel?”
“Nee, maar dat geeft niet hoor. Ik vind jou toch lief.”
Waarop ze Koos spontaan een kusje op de wang gaf.

vrijdag 12 oktober 2012

Wat het Stedelijk van Villa Zebra kan leren?


Een gibbon in een ijslandschap, angstig scherpe close-ups van insecten, een ernstig gewond hobbelpaard… Villa Zebra pakt momenteel uit met “Ah, wat lief!”. Gesteund door haar vaste kinderpanel stelde de Villa een tentoonstelling met moderne kunst samen, afgestemd op haar minderjarige doelgroep, maar niettemin confronterend, verwarrend en compromisloos. Dit jaar zijn dieren leid- en lijdmotief.
Vorige week bezocht ik de feestelijke opening van “Ah, wat lief”. Sommige werken vond ik mooi, andere lelijk, gruwelijk, filosofisch of grappig, maar steeds werd ik geraakt. Villa Zebra is namelijk ook geschikt voor meerderjarige kijkers. Na een uurtje verliet ik geïnspireerd de Villa. Op de fiets moest ik onwillekeurig aan het Stedelijk Museum in Amsterdam denken. Wat een contrast! Toen ik enkele jaren geleden de tijdelijke dependance aan het IJ bezocht, had ik geen idee wat ik ervan moest vinden. De kunstenaars hadden hun ei gelegd en verder moest ik het maar uitzoeken. De summiere bordjes met conceptuele bespiegelingen gingen mijn bevattingsvermogen te boven en de hulpvaardige suppoosten wisten ook niet beter.
Ben ik dus conservatief?
Ongetwijfeld, maar wat vooral meespeelt is dat Villa Zebra haar publiek serieus neemt. Dat de Villa niet door, maar wel degelijk op de knieën gaat. Moderne kunst wordt met filosofische vragen, scherpe stellingen en humor opgediend, toegankelijk gemaakt. Daarmee bereikt de Villa niet alleen kids van kunstzinnige ouders maar ook een nieuw publiek: Rotterdamse kinderen die niets hebben met moderne kunst.
En mij natuurlijk.
Wie de kunst van het Stedelijk niet snapt, kan bij de buren altijd nog een Van Goghje bekijken. En zeg nu zelf, van een Baya Beachclub verwachten we ook geen programma voor intellectuelen, maar toch… mag ik als ontluikend kunstliefhebber alsjeblieft aan het handje worden genomen? Net als in Villa Zebra.

vrijdag 21 september 2012

Gezocht zangtalent M/V


Onze speurtocht naar Rotterdams zangtalent begon medio juni vruchten af te werpen. Ik had al enkele zangers en zangeressen voor het project “Havenstad vs Wereldstad” gevonden, toen ik een enthousiast mailtje kreeg:
“Ik hoorde dat je jong zangtalent zocht. Met 55 voel ik me zo’n beetje tussen oud en jong in.”
Het bericht kwam van ene Frank, zanger in het straatbandje “Ongeregeld”. Onderaan zijn mailtje prijkte een foto: een middelbare rocker, met lang blond haar en doorgroefd gelaat, een beetje als Mick Jagger. Frank leek me een welkome aanvulling op de oudere dames, de Filippijnse ex-kapitein en het jonge duo Gregory en Nelline, die zich al voor het muziekproject hadden opgegeven.
“Leuk dat je interesse hebt in ons project. Voor het gemak deel ik je toch in bij de ouderen, ook al zie ik aan de foto dat je jong van geest bent”, mailde ik terug.
Nog dezelfde dag kreeg ik antwoord:
“Als artiest doe ik de laatste vijf jaar een persoonlijk Rotterdams geschiedenisproject; ik hou de herinnering aan Janine Wegman levend door in haar voetsporen te treden. Zij was Rotterdams eerste travestiet en transgender (…).”
Dit mailtje had Frank ondertekend met Janine. De afsluitende foto was ook veranderd. Ik herkende nog wel de rocker, maar nu was hij… nee, zij… gekleed in trouwjurk en werd ze geflankeerd door enkele in zwart maatpak gestoken bandleden.
“See me as a genuine rock bitch”, stond eronder.
Ik was dan ook benieuwd wie zich zou melden bij de eerste repetitie in het museum, Frank of Janine?
Op 19 augustus was het zover. Die dag kwamen de oudere Rotterdammers hun maritieme liedjes oefenen, een week later de jongere, en tenslotte zouden we op 2 september jong en oud bij elkaar zetten. Zo moesten de verhalen tussen de generaties loskomen. Hoe was het om in de Havenstad Rotterdam op te groeien? En hoe is dat tegenwoordig, als je opgroeit in de Wereldstad Rotterdam? Een muzikale ontmoeting, culminerend in twee optredens: tijdens de Wereldhavendagen en de Zuiderparkspelen.
Uiteindelijk bleek het Frank te zijn, die bij ons aanklopte. Voor even dan, want ergens onderweg, tussen onze entreebalie en de Zadkine Zaal, tranformeerde Frank in Janine. Shirt en spijkerbroek hadden plaatsgemaakt voor luchtig zomerjurkje.
Verrassend.
Dat vonden de overige zangers en zangeressen ook, maar hun beleefd verborgen scepsis verdampte toen Janine “Scheepvaartberichten” van Drs P inzette. Wat een strot! Wat een performance!
“Eh… even voor alle duidelijkheid”, vroeg ik Janine na afloop: “Noem ik je voortaan Frank of Janine?”
“Hou het maar op, Janine”, zei ze terwijl ze alvast een shaggie voor buiten rolde.
Een kwartiertje later reed Janine weg van het museum. Nu weer in spijkerbroek en shirt, op een stoere motor.

Op 30 september tijdens de Zuiderparkspelen treden onze zangers en zangeressen voor de laatste keer op. Kom om 16:00 uur genieten van Havenstad vs Wereldstad in het Zuiderpark.

vrijdag 31 augustus 2012

Genieten van een vervlogen uitzicht


Een frisse duik in het verleden, daar ben ik nooit vies van geweest. Afgelopen maand kon ik wat dat betreft mijn lol op. Samen met enkele collega’s zette ik Maritiem Museum To Go op poten, een digitale rondleiding door de Rotterdamse havenstad voor smartphone-adepten.
Het principe van Maritiem Museum To Go is even leuk als simpel. Bezoek je appstore, download de gratis MuseumApp en je kunt aan de wandel. De MuseumApp biedt een hele reeks thematische stadswandelingen. Voornamelijk van musea in Amsterdam, maar nu dus ook – primeur! - in Rotterdam. Zo’n route via de MuseumApp is in feite de opvolger van het beduimelde kopietje met stadswandeling dat nog steeds bij menig VVV te krijgen is, maar dan veel leuker en veel hipper…
Zei de educator bescheiden.
En terecht, want Maritiem Museum To Go biedt veel meer dan de gemiddelde stadswandeling. Ten eerste vind je dankzij navigatie op je mobiel veel makkelijker de weg en ben je eenmaal op een interessante plek aanbeland, dan krijg je vanzelf een pushberichtje waarbij de relevante achtergrondinfo up-popt. Dat kan tekst zijn, maar ook audio, een historische foto van de bewuste locatie, een filmpje of een quizvraag. Met zo’n medium kan een educator natuurlijk alle kanten op.
Onze route vertelt het verhaal over de havenstad die langzaam maar zeker wereldstad werd en over havenactiviteiten die steeds meer richting zee verschoven. We schotelen filmpjes voor met Nederlandse emigranten die zich aan boord, tijdens hun enkele reis naar Australië, de Engelse taal machtig proberen te maken. We bieden een potige zangeres in een zeemanskroeg op Katendrecht. We laten de stadsbrand na het bombardement voelen… Noem maar op. En alles natuurlijk exact op de plek waar het ooit gebeurde.
Benieuwd?
De gratis MuseumApp is nu al te downloaden. En als ik een tip mag geven: ga – uiteraard bij mooi weer - naar de Willemskade, pak een lekker bankje, geniet van de passerende schepen en mocht het uitzicht anno 2012 tegenvallen, gebruik dan gewoon Maritiem Museum To Go om de bizarre drukte op de Maas anno 1932 te ervaren. Succes verzekerd.




donderdag 9 augustus 2012

Goeie educators, die Romeinen


Afgelopen maand hebben we gekampeerd in de Provence. Daar was het namelijk wel zomer. De invulling van zo’n vakantie valt echter niet mee, zeker niet als je twee pubers probeert te entertainen. Natuurlijk kunnen we capituleren en ons beperken tot camping en zwembad, maar het oog wil ook wat en dus pogen we onze kinderen te lijmen met een uitgebalanceerd dieet van relaxen, gelardeerd met brokjes cultuur.
In Orange werkte dat. Het Romeinse theater daar is sowieso imposant door zijn maatvoering, maar vooral de Nederlandstalige audiotour deed uitstekend werk. De teksten waren smeuïg en de geluidseffecten sfeervol. Daan (14) en Loes (12) hebben zich er ruim anderhalf uur vermaakt.
Enkele dagen later hoopten we de truc te herhalen in Avignon. Het kolossale pauselijk paleis biedt immers ook een audiotour: succes verzekerd.
Dachten we.
Over de pausen die in de 14de eeuw in Avignon zetelden, valt veel spannends te melden. Bijvoorbeeld dat Clemens V, de eerste paus, met geld van koning Filips IV werd aangesteld zodat de Franse monarch zich verzekerd wist van pauselijke steun toen hij de tempeliers van ketterij beschuldigde en al hun bezittingen in beslag liet nemen. Of het bizarre verhaal dat er lange tijd twee pausen waren: een in Avignon, gesteund door de Fransen, en een in Rome, gesteund door de Engelsen. Uiteraard waren beide pausen niet te beroerd om elkaar en hun volgelingen te excommuniceren. Of wat dacht je van de anekdote over een van de Franse pausen die aan de pest probeerde te ontkomen door weken lang in zijn paleis tussen twee vuren te bivakkeren.
Niets van dat alles.
“Deze gotische driebeukige zaal is een hoogtepunt in de liturgische architectuur”, orakelde een kille damesstem in gebrekkig Nederlands. Aan deze audiotour was duidelijk geen educator te pas gekomen. Alle geluidsfragmenten samen vormden een zouteloos kunsthistorisch referaat over het pauselijk paleis. Politiek en Katholiek correct, dat wel, maar na drie zinnen waren mijn pubers definitief voor het Roomsche geloof verloren. En wat het ergste was: vervolgens viel het niet mee om ze nog naar Arles of Nîmes te lokken.
Gelukkig werd hun zin in cultuur uiteindelijk toch weer hersteld.
Wederom door de Romeinen.
Het riviertje de Gard, dat nog steeds door hun beroemdste aquaduct wordt overbrugd, bleek namelijk een uitstekend zwemwatertje.
Pubers blij, ouders blij.
“Gaan we nog eens terug naar dat aquaduct?”, vroeg Loes zelfs.
Goeie educators, die Romeinen.


woensdag 11 juli 2012

Een Professor met fantoompijnen?



Drie weken terug is het Maritiem Museum bevallen van een nieuwe Plons. De vierde alweer.
Geloof me, dat ging ons niet in de koude kleren zitten. De lat lag hoog want Professor Plons is al sinds 1992 hét succesnummer van ons museum. Voor veel jongvolwassenen uit de regio was de Professor, die inmiddels enkele keren van gedaante is veranderd, zelfs hun eerste kennismaking met de museumwereld. Daarmee bederven we wel een beetje de museummarkt, want als je met een Plons-attitude Boijmans bezoekt, kom je van een koude kermis thuis.
Hoe dan ook, na acht jaar was de derde Plons aan vervanging toe. En uiteraard moest de opvolger zijn voorganger op z’n minst evenaren. Niets werd aan het toeval overgelaten: we werkten samen met de PABO Hogeschool Rotterdam; lieten onze ontwerpen beoordelen door leerkrachten en kinderen van Daltonschool de Margriet; gingen in zee met Tinker, misschien wel de beste ontwerper van familietentoonstellingen in Nederland; en gaven onze ogen natuurlijk de kost bij de concurrentie.
Na anderhalf jaar voorbereiding was het op 14 juni zover: groep 3 en 6 van de Margrietschool mochten de nieuwe Plons komen testen. Een spannend moment. Deze kinderen kenden immers de oude versie en hadden wellicht last van de fantoompijnen die zich al tijdens de bouw aankondigden.
“Het ballenbad komt toch wel terug?”, hoorden we bezoekers regelmatig zeggen.
“Is het weer met van die karretjes met containers? Die vond ik altijd zo leuk!”, vertrouwde mijn neefje mij toe.
Laten dat nu net twee onderdelen zijn die in Plons 4 ontbreken. Die knoop hadden we een jaar geleden vol overtuiging doorgehakt, maar nu begonnen we toch wel een beetje te twijfelen. Zou de nieuwe Plons de oude Professor doen vergeten?
Het uur van de waarheid was aangebroken.
Meteen na binnenkomst stortten de kinderen van de Margrietschool zich vol enthousiasme op de tentoonstelling. Er werd gevist en gekookt op de Zuipschuit van Kapitein Kurk; de duikboot van Schurk Scheurbuik bleek al snel razendpopulair; de zeilboot van Sai-Ling maakte haar eerste imaginaire reizen; en buiten versleepten de kinderen onvermoeibaar tonnen, zakken en containers van het onderzoeksschip van Plons naar de andere schepen. En weer terug. En nogmaals.
“Meneer! Meneer!”, schreeuwde een jongetje me toe. Met een rooie, bezwete kop duwde hij containers over de rollerbaan naar ‘Stapelgek’, het containerschip: “Deze Plons is veel leuker dan de vorige!”
Pfew!
Missie geslaagd.

donderdag 28 juni 2012

Pubers moeten op mammoetjacht


Enkele weken terug had ik een maatschappelijk stagiair. Eigenlijk zijn wij daar niet zo van, maar af en toe maken we een uitzondering. Soms omdat een scholier opvallend enthousiast aanklopt, vaker omdat de kandidaat een bekende is van een collega.
Ik kreeg een weekje Sjors.
Sjors behoort tot de tweede categorie. Hij is een goeie vriend van mijn zoon. Dat zijn school – het Maaslandcollege, een VMBO – eigenlijk niets met het Maritiem Museum te maken heeft, zagen we door de vingers.
Sjors is niet altijd de makkelijkste. Op school hangt hij geregeld de puber uit. En dat hangen mag je letterlijk nemen. Toch durfde ik het wel aan. Want, zoals zo vaak bij pubers: haal ze tussen hun soortgenoten op de apenrots vandaan en het blijken sympathieke, inlevende primaten te zijn.
Mensen bijna.
Zo ging het ook met Sjors. Eenmaal in het museum was hij in voor alle klusjes. Op maandag maakte hij gemotiveerd De Buffel schoon, op dinsdag bouwde hij mee aan de nieuwe Professor Plons en tijdens de resterende dagen testte hij al onze VMBO-lesmaterialen. Dat mocht ongezouten en zo kreeg ik zijn oordeel ook uitgeserveerd: “Saai. Het boeide me totaal niet”, was zijn mening over onze les bij de tentoonstelling Onder Een Vlag.
Even pijnlijk als nuttig.
Sjors assisteerde ook een van onze museumdocenten bij de les Echte Piraten. De metamorfose was compleet: van sceptische puber tot motiverende leerkracht. Monique, zijn mentor, observeerde hem tijdens een van de lessen en was aangenaam verrast. Dit jaar had ze best een kluif aan Sjors, maar toch heeft ze een zwak voor hem. Ze herkent Sjors’ kwaliteiten: “Het is een ondernemende, slimme jongen. Jammer alleen dat hij schoolbankjes als een marteling ondergaat.”
Uiteraard hielden we een eindgesprek. Met z’n drieën.
“Weet je”, vertrouwde Monique ons toe: “Veel jongens, ook bij ons, beschouwen school als een straf. Het zijn doeners. In de prehistorie ondergingen ze op hun leeftijd overgangsrituelen. Ze moesten op mammoetjacht, bewezen dat ze een man waren. En eigenlijk is dat precies was onze jongens nog steeds willen: op een mammoet jagen, liefst terwijl meisjes bewonderend toekijken. Maar kijk eens naar buiten…”
Monique gebaarde naar mijn uitzicht op het Churchillplein. Sjors en ik keken belangstellend uit het raam.
“Geen mammoet te zien!”, lichtte ze toe: “Dat kan onze maatschappij jongens niet meer bieden. Bij ons moeten ze stil zitten, luisteren en leren.”
Originele vergelijking, vond ik. Maar vooral leuk dat ons museum, afgaand op Sjors’ enthousiasme, kennelijk een alternatief kan bieden voor de mammoetjacht.

vrijdag 15 juni 2012

Over scheetkussens en doodskisten



Het kantoor van een educator is makkelijk te herkennen; over het algemeen is er net een bom ontploft en meestal ligt de ruimte vol zonderlinge attributen. Vooral props die bij lesprogramma’s horen. In mijn geval – ik kijk even inventariserend rond – gaat het om: een kanonskogel, verrekijkers, een champagnefles en een scheetkussen. Wees gerust: voor de aanwezigheid van deze objecten bestaat een sluitende verklaring zodat ik verbaasd bezoek alsnog kan overtuigen van de diepgang van het educatieve vakgebied. Dat scheetkussen bijvoorbeeld, hoort bij “Moving Aboard”, een les waarbij leerlingen aan boord van de Buffel een eigen korte speelfilm schieten. Daarbij kunnen ze kiezen uit diverse scenario’s, waaronder “humor om te lachen.”
Vandaar.
Vreemd? Ach, het kan altijd erger.
Vorige week bezocht ik Conny Groot van het Euro+ Songfestival. Samen met Conny en de cultuurscout van Charlois gaan we muzikaal aan de bak. Oudere bewoners die Charlois nog als maritieme havenwijk hebben gekend, worden muzikaal in contact gebracht met jonge, veelal allochtone, Charloissers die met hun rug naar de haven leven. Deze ontmoeting resulteert in een muzikaal optreden tijdens de Wereldhavendagen en de Zuiderparkspelen. Een leuk project dat uiteraard serieus wordt voorbereid.
Nu moet u weten dat Conny een alleraardigst kantoortje heeft onderin de Bergpolderflat, een rijksmonument uit 1932 van architect Willem van Tijen. Een plek dus met een zekere standing. Conny komt dus representatief voor de dag. Althans, in die veronderstelling verkeerde ik.
Tot onze laatste ontmoeting.
“Dus wij benaderen eerst onze eigen zangtalenten op Zuid?”, vroeg Conny.
“Dat zou fijn zijn. Vragen jullie dan of ik ze daarna mag benaderen? Ik wil ze persoonl...”
En toen viel ik stil.
Mijn blik was gevallen op het interieur achter Conny. Daar lachte een sobere grenen doodskist met satijnen voering mij toe. De deksel stond gastvrij open.
“Wat heb jij nou?”
Geamuseerd keek Conny om.
“O, dat?! Die kist gebruiken we voor “Nu of Nooit”, een show waarbij de muziek symbolisch ten grave wordt gedragen. We hadden even geen handiger plek om de kist te stallen.”
“Ach so.”
Ietwat verward fietste ik terug naar het museum. Dat scheetkussen van mij is eigenlijk niet eens zo heel absurd.



vrijdag 1 juni 2012

Sexy zeebenen


Onschuldig plaatje, toch? Ik heb 'm vorige week geschoten. We zien een tweedejaars PABO-studente aan boord van de Buffel die tijdens de Terug-In-De-Tijd-Reis een matroos speelt. Ze was niet de enige. Ruim 100 studenten hadden zich voor dit project in maritieme kledij gestoken om drie dagen lang, op gepaste wijze, 900 schoolkinderen te entertainen.
Vorig jaar was de eerste aflevering van de Terug-In-De-Tijd-Reis een groot succes. De studenten deden het fantastisch, maar toch waren we niet streng genoeg geweest. Vonden we. De kleding kon beter, authentieker, historischer. En dus mocht een aspirant-Viking van ons geen helm met hoorns dragen (een onpraktische modegril die aan de Noormannen voorbij is gegaan) en moesten studenten zich op de Buffel in 19de-eeuwse matrozenkleding hullen.
Inmiddels vraag ik af of we wel streng genoeg zijn geweest.
Niet dat de Terug-In-De-Tijd-Reis dit jaar geen succes was. In tegendeel, de kinderen hebben weer genoten en de samenwerking met de PABO was voorbeeldig, maar enkele studenten liepen er toch weer bij alsof het een historische casual friday betrof. De matroos op de foto vond ik echter tamelijk overtuigend. OK, een vrouwelijk bemanningslid aan boord van de Buffel was in de 19de eeuw absoluut ondenkbaar (het schip zou onmiddellijk vergaan) en het matrozenpakje is misschien wat frivool, maar verder niets op aan te merken. Toch?
Dacht ik ook.
Tot ik wat langer bleef kijken. De historische act van deze studente bestond uit twee gedeeltes. Eerst vertelde ze, samen met een collega-matroos, over het karige eten aan boord van de Buffel. Bij het tweede gedeelte mochten de kinderen ook echt proeven.
“Willen jullie weten wat wij hier te eten krijgen?”
“Jaahaaaaaa!”, riepen de kinderen dapper.
“En durven jullie dat te proeven?”
“Jaahaaaaaa!”, riepen ze argeloos.
Vervolgens ging de matroos van tafel om de kids naar de naburige proeverij te loodsen. Terwijl ze opstond, werd de rest van haar kleding zichtbaar. Vooral haar broek viel op. Die was stemmig wit, dat wel, maar ook tamelijk kort; nog net geen hot pants... Sterker nog, nadere beschouwing leerde dat deze “marineman” zich sierlijk voortbewoog op een stel lange zeebenen, gestoken in rode, hooggehakte pumps. Meer als een verleidelijke Sirene, dan als ruwe zeebonk. Menig 19de-eeuws bemanningslid zou alleen al bij de heupwiegende aanblik acuut een hartverzakking krijgen.
Ergo, de bovenkleding was dik in orde, alles onder de gordel kon niet door de beugel.
Volgend jaar toch nog iets strenger optreden, dacht ik halfhartig. Maar ach, het was de laatste dag van het project en buiten was het warm. Voor deze ene keer zag ik het door de vingers.

vrijdag 11 mei 2012

"Echt tijdverspilling"


“Morgen naar maritiem museum, echt tijdverspilling!”
Geen idee wie djessieeee is, maar ze was de afzender van bovenstaande tweet. Pijnlijk medium is dat toch, dat Twitter. Iedereen mag zijn - al dan niet gefundeerde - mening de virtuele ether in slingeren en de rest van de wereld kan vervolgens meegenieten. Althans, dat deel van de wereld dat zich laat betwitteren.
Ik zag djessieeee’s mening passeren op het intranet van ons museum, waar een speciale kolom alle tweets met #maritiemmuseum toont. Natuurlijk kan ik er luchtig over doen, maar djessieeee zette me toch aan het denken. Wat is er mis met ons? En wie zou djessieeee eigenlijk zijn? Ik bekeek haar profielfoto: een knappe jonge dame. Waarschijnlijk eentje die in schoolverband ons museum bezocht.
Een puber dus eigenlijk.
Dat verklaarde een hoop. Pubers zijn immers een lastige doelgroep. Op voorhand serveren ze musea af als stoffig en saai, ondanks onze enthousiaste pogingen om interactief op en door de knieën te gaan. Aan djessieeee is het in ieder geval niet besteed. Tweets zijn meestal oprecht.
‘s Avonds ging ik met vriend Karel en onze zonen Daan (14) en Mees (12) naar de bioscoop. De keuze was gevallen op “Battleship”. Een actiefilm. Terwijl djessieeee’s tweet nog door mijn hoofd spookte, bekeek ik de film en observeerde ik de jongens. Die genoten zo te zien met volle teugen. Het was ook niet niets: in stereo surround werd onze fragiele planeet, voor de gelegenheid bevolkt met opgefokte marinemensen en rondborstige dames, overrompeld door buitenaardse wezens in superieure amfibische ruimteschepen. Wij - de mensheid - maakten natuurlijk geen schijn van kans, maar gelukkig konden de aliens op hun beurt slecht tegen zonlicht en hadden ze buiten een zeventig jaar oud slagschip gerekend dat met behulp van enkele bejaarde veteranen ten strijde trok. Kort samengevat illustreerde “Battleship” hoe je met een shot testosteron en een ongezonde dosis chauvinisme elke geavanceerde buitenaardse cultuur op de knieën krijgt. En dat alles in twee uur visueel geweld vol uitzinnige computeranimaties. Heel educatief.
Toen moest ik weer aan djessieeee denken.
Als de gemiddelde puber een diepgang van 140 tekens heeft en een museumbezoek, onder veel meer, moet concurreren met films als “Battleship”, wat vind een scholier dan van het Maritiem Museum? “Echt tijdverspilling” dus.
Hmm.
Kennelijk moet ik toch nog meer uit de kast halen om de djessieeees van deze wereld te charmeren. Te beginnen bij het inkorten van dit blog tot maximaal 140 tekens:

#pubers zijn rare, hormonaal verblinde egocentrische wezens die we, ondanks al hun gebreken, graag verwelkomen in het #maritiemmuseum

donderdag 3 mei 2012

Illegaal met glans


Wat was dat leuk om te doen, de Museumstraat!
Afgelopen twee weekenden waren vijf musea te gast bij Rotterdammers thuis. Eerst aan de Dordtselaan en op Coolhaven, daarna in IJsselmonde en Hillegersberg. Ons museum was te gast bij een cultureel ondernemer, een Oostzeezeiler, een marineman en een beeldend kunstenaar. Daarmee was geen dag hetzelfde, want tijdens de Museumstraat doen de musea hun kunstje niet alleen, maar samen met de gastheren. Hun talenten, verhalen, kunstvoorwerpen en ambiance koppelen we aan onze eigen museale objecten.
De insteek van het Maritiem Museum was pragmatisch: we namen slechts een object mee. Maar wat voor een!? Een prachtig, zeer waardevol boek uit 1646 over de eerste vijftig jaar van de VOC. Een dikke pil – destijds illegaal, want zonder toestemming van de VOC gepubliceerd - boordevol spannende reisverslagen en geïllustreerd met kopergravures. Telkens lichtten we een nieuw thema uit het “Grote Boek” toe. Zo leende het prachtige uitzicht over Rotterdam vanaf een penthouse aan de Dordtselaan zich voor allerlei bespiegelingen over de eerste catastrofale Rotterdamse expedities naar Azië; concentreerden we ons aan boord van Oostzeezeiler Jan Noz op navigatie en Willem Barendsz; paarden we de avonturen van marineman Marcel Verhoef aan schermutselingen met vermaledijde Portugezen en heidense wilden; en nam kunstenaar Victor Hoefnagels ons mee op zijn imaginaire ontdekkingsreizen, waarna we ons laafden aan historische expedities in een wereld vol dodo’s en terra’s incognito.
Het klinkt misschien onbescheiden, maar het publiek hing tijdens de Museumstraat aan onze lippen. Zelfs een wijkagent uit IJsselmonde, die het illegale boek in beslag wilde nemen, maar tijdig concludeerde dat de misdaad inmiddels verjaard is, was onder de indruk.
Een bedankje voor de gastvrije en praatgrage bewoners is in dit blog natuurlijk op zijn plaats. Maar ook collega Eric Groen, onze doortastende beveiliger, speelde een sleutelrol. Hij was er steeds bij, doseerde het publiek en hield een oogje in het zeil. Al snel werd hij omgedoopt tot “de bewaker van het Boek”.
Een gewichtige functie.
En laat ik onze depotbeheerder Henk Heikamp niet vergeten: hij construeerde een chique, schokbestendige “bomkoffer” om het stokoude en kwetsbare VOC-boek, waardoor alleen al het uitpakken een spannende act werd.
Succes verzekerd.
Ons boek, toch al een topobject, kreeg dankzij Eric en Henk extra glans.

www.museumstraat.nl

vrijdag 13 april 2012

Van Wassenaar naar Rotterdam-Zuid


Dit is Eric.
Eric is een bijzondere man. Onlangs verhuisde hij van Wassenaar naar Rotterdam-Zuid. Naar de Dordtselaan om precies te zijn. Groter contrast is nauwelijks denkbaar.
Eric gelooft heilig in de potentie van Zuid, heeft een hekel aan beleidstijgers en vindt dat je binding moet hebben met een wijk om er iets moois van te maken. Hij valt wat uit de toon, deze doublebreasted blanke heer in de multiculturele Tarwewijk, maar hij heeft het er reuze naar zijn zin. Eric gelooft namelijk ook in mensen. En daar zijn er veel van op Zuid.
Eric noemt zichzelf cultureel ondernemer. Hij bemant dagelijks Atelier Tarwewijk onderin de kopflat aan de Dordtselaan. Daar kun je hem dagelijks bewonderen achter glas. In de etalage, zeg maar. Druk bezig met bewoners en leuke projecten.
Bovenin diezelfde kopflat heeft Eric twee minuscule appartementen gekocht en samengevoegd. De vierkante meters maken weinig indruk, het uitzicht over de Waalhaven des te meer.
Bij Eric thuis is het straks een kleine stap van wereldhaven Rotterdam anno 2012 naar VOC-stad Rotterdam anno 1646. Eric is namelijk een van de vijf gastheren van de Museumstraat. Aanstaande zaterdag (21 april) kun je samen met Eric en mij bladeren door ‘Begin ende Voortgang vande Vereenigde Neederlandtsche Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie’. Een uiterst zeldzaam boek uit de Gouden Eeuw waarin ook de reizen van Rotterdamse VOC-schippers worden beschreven en geïllustreerd. Een topstuk van het Maritiem Museum.
Dichter bij dit boek zul je nooit meer komen. Gewoon bij Eric thuis. Bovenin zijn bescheiden penthouse.

Meer weten? Surf naar: www.museumstraat.nl

vrijdag 30 maart 2012

Gemanipuleerde uitslagen


Welke bewering over piraat Claes Compaen is waar?

A: Hij stierf in een gevecht
B: Hij werd gemarteld en daarna onthoofd
C: Hij stierf in bed

Welke piraat heeft echt bestaan?

A: Piet Piraat
B: Zwartbaard
C: Jack Sparrow

Twee vragen uit de maritieme kennisquiz die conservator Ron Brand en ik afgelopen zaterdag afnamen tijdens de Dreamnight at the Museum. Een speciale avond voor chronische zieke kinderen en hun ouders, broertjes en zusjes. Vele collega’s waren vrijwillig aanwezig en trokken alles uit de kast om er een onvergetelijke avond van te maken. Sommigen sloegen aan het schminken; de zakelijk directeur bakte pannenkoeken; het hoofd collecties speelde, samen met een TD’er, voor viking; de jongens van collectiebeheer leerden kinderen knopen; medeblogger Pieter Jan maakte maritieme portretfoto’s; en meer leuks. Bovendien hadden we een blik piraten opengetrokken.
Acteurs uiteraard.
De Dreamnight (maar dan at the Zoo) is al langer een begrip in de dierentuinwereld. Een ideetje van dierverzorger Peter van der Wulp uit Blijdorp dat inmiddels wereldwijd door ruim 230 dierentuinen wordt nagevolgd. Het Maritiem Museum verzorgde de eerste (althans, in Europa) Dreamnight at the Museum. Het werd een bijzondere avond: vol blije kindergezichten, ontroerde ouders en fijne collega’s. Goed voor de teamspirit en super voor de kinderen.
En wat de quiz betreft…
De strijd moest per se tussen een kind en een van zijn ouders gaan. Uiteraard hadden Ron en ik de quiz dusdanig gemanipuleerd dat de kinderen altijd als winnaar uit de bus rolden.
Toevallig.
De eerste vraag was er dus typisch een voor een volwassene (antwoord C) en de tweede voor een kind (antwoord B). De verslagen vaders en moeders speelden hun verliezersrol glansrijk uit, met veel misbaar en verbijstering.
Trots dat de jonge winnaars waren.

vrijdag 16 maart 2012

Kinderarbeid


Vier blogs geleden kwam ik uit de kast. Ik bekende – tot ontsteltenis van sommige collega’s – dat ik een hekel heb aan van die vitrines gevuld met alledaagse objecten die de hedendaagse invloed van het onderwerp van een tentoonstelling illustreren. Of althans, die dat pretenderen.
“Als je maar gelukkig bent”, reageerde een collega begripvol.
“We hebben het altijd al geweten”, zei een ander.
In de komende – overigens prachtige – tentoonstelling “Echte piraten” is het weer zover. Ik mag me wederom ergeren. Dit keer aan vitrines gevuld met “Kuifje en de Schat van Scharlaken Rackham”, een piratenschip van playmobiel, dvd’s van “Pirates of the Caribean” en meer piratenprullaria uit eigen huis en tuin.
Diezelfde vitrines waren er de oorzaak van dat ik op een vrijdagmiddag twee vrolijke jongetjes aantrof in mijn kantoor. Het waren Ries en Jonat, de zoontjes van collega-educator Hanneke, die zich met de piratententoonstelling bezig houdt.
De jongens bivakkeerden tussen een onoverzichtelijke zee van legoblokjes.
“We mogen van mama dit piratenschip in elkaar zetten", verklaarde Ries.
Trots wees Jonat op het plaatje op de doos. Het zag er spannend uit.
De jongens hadden het duidelijk naar hun zin. In opperste concentratie speurden ze naar dat ene blokje dat ze net nodig hadden, ondertussen vrolijk keuvelend over school. Zo nu en dan vloekte Ries als een echte piraat en deed Jonat verdienstelijk het geluid van een kanonsschot na.
Best gezellig.
Het piratenschip bleek echter dusdanig complex dat de jongens na drie uur nog niet uitgebouwd waren. Ik was benieuwd hoe Hanneke dit op ging lossen en meende zelfs dat ze me af en toe een veelbetekenende blik toewierp. Zou ze willen dat ik verder ging bouwen? Verleidelijk en stiekem ook wel leuk, maar ik veinsde onbegrip, want ik had het erg druk met de nieuwe Professor Plons. Hanneke was echter niet voor een gat te vangen en wist uiteindelijk een van onze gastheren op de Buffel zo gek te krijgen het piratenschip af te bouwen. Met veel plezier kennelijk:
“Als je nog ’s zo’n leuk klusje hebt, hou ik me aanbevolen.”
De charmeur.

vrijdag 2 maart 2012

Biertje


“Biertje?”
Bepaald geen vraag die een gematigd geheelonthouder dagelijks wordt gesteld. En al helemaal niet tijdens werktijd. Het was niettemin het eerste wat schipper Jan vroeg toen ik bij hem aan boord stapte. Jan is de eigenaar van de gele kitsgetuigde zeilboot die ’s winters in de Coolhaven dobbert.
“Doet u mij maar water.”, suggereerde ik.
Vermoedelijk niet het meest sociaal wenselijke antwoord, maar ik wist zo snel geen beter alternatief. Jan stak een sigaret op en bekeek me taxerend.
Op zondag 22 april is Jan een van de gastheren van de Museumstraat. Vijf Rotterdamse musea strijken dan neer in Coolhaven. Het Onderwijsmuseum, Museum Rotterdam, het Fotomuseum en het Chabotmuseum vinden onderdak aan wal, bij gasthuizen aan de Coolhavenkade, en logischerwijs is Jans zeilschip de beste match voor het Maritiem Museum. Vandaar onze ontmoeting. Ik daalde af in de kleine kajuit en nam plaats aan een tafel vol zeekaarten, veelal van het Oostzeegebied.
“Leuk dat u mee wilt doen aan de Museumstraat,” opperde ik.
“Ja, ik ben altijd wel in voor dat soort dingen. Ik doe ook mee aan Oostende voor Anker”, antwoordde Jan zakelijk.
Op een of andere manier voelde ik me in Jans maritieme gezelschap een betreurenswaardige landrot. Ik stak maar gewoon van wal en vertelde hem welk object ons museum graag aan boord van zijn kits wil presenteren: een exemplaar van 'Begin ende Voortgangh, van de Vereenighde Nederlantsche Geoctroyeerde Oost-indische Compagnie' door Isaac Commelin uit 1646, een indrukwekkend boekwerk uit de Gouden Eeuw.
Jan ontdooide meteen: “Dat soort boeken ken ik wel. Eigenlijk bestaan ze nog steeds. Het zijn een soort zeilaanwijzingen.”
Met een gerichte greep pakte hij een verfomfaaid boek uit een rommelige kast. Het stond vol foto’s van kusten en havens. Jan had gelijk, zijn boek was inderdaad een moderne pendant van ons ‘Begin ende Voortgangh’; beide boeken helpen de zeeman immers op weg.
“Moderne rommel natuurlijk, lang niet zo mooi als jullie boek, maar toch!”, vond Jan.
“Misschien”, beaamde ik aarzelend: “maar juist leuk om naast elkaar te tonen.”
Dat vond Jan ook en vanaf dat moment was het ijs kennelijk gebroken. Onze korte kennismaking raakte op drift en ontaardde in een interessante discussie over de zegeningen van het Rijnlandse economische model (zoals toegepast door Ikea in Estland), de moedernegotie op de Oostzee, de geschiedenis van de Hanzesteden en duizend en een andere, al dan niet maritieme, gespreksonderwerpen. Jan bleek een vat vol nautische kennis en daarmee een natuurlijke partner voor ons museum.
“Nog een watertje?”
Dat sloeg ik natuurlijk niet af.

vrijdag 17 februari 2012

Drenkeling tot leven gewekt


Toen ik Jeroen enkele maanden terug een lezing hoorde geven, viel het kwartje: Dat is ‘m! De juiste, beschaafde dictie. Een gewichtig vocabulaire. Precies een gentleman anno 1912! Ons Hoofd Collecties leek me een prima stand-in voor jonkheer George Reuchlin, de enige Nederlandse eerste-klaspassagier aan boord van de Titanic.
Dus deed ik Jeroen een verzoek. Of hij bereid was om voor een kort hoorspel de stem van Reuchlin in te spreken. Dit alles voor een minuutje audio waarin we de tragische directeur van de Holland-Amerika Lijn zichzelf aan de bezoekers van de Titanic-tentoonstelling voor laten stellen.
Dat wilde Jeroen wel.
Dus fietsten we op een druilerige dinsdagavond, na een vluchtig sateetje, richting een met eierdozen beklede huisstudio aan de Goudsesingel. Jeroen had in de dagen ervoor intensief op zijn tekst geoefend:
“Kom verder, kom verder… Vind je mijn hut niet prachtig? Wat een ruimte! Ik schreef het al aan mijn zoontje Henri: ‘De kamers op dit schip zijn drie keer zo groot als de salon bij ons thuis!”
Dat soort proza.
Een Hoofd Collecties speelt echter niet elke dag voor chique drenkeling. Begrijpelijk dus dat hij wat zenuwachtig was. Ín het piepkleine studiootje wachtten we gespannen Jeroens beurt af. Eerst was Pim van Alten aan de beurt, een professionele stemacteur die nog net binnen ons budget en de studio paste. Hij sprak de tekst in van Hennie Bolhuis, de Nederlandse kok aan boord van de Titanic. En hoe? Pim kwam binnen, deed zijn jas uit, schoof achter de microfoon en begon meteen zijn tekst te orakelen. Foutloos. Heel intimiderend.
Nu was het Jeroens beurt.
“Kom verder, kom verder…” ging hij aarzelend van start.
“Iets meer emotie graag”, reageerde Tom Nestelaar, de geluidsman.
Jeroen probeerde het opnieuw.
“Beter, maar nu rustiger spreken?”, zei Tom.
En nog eens.
“Ja, bijna, alleen die eerste passage kan beter.”
Jeroen liet zich gelukkig niet uit het veld slaan en sprak de tekst zonder morren verschillende keren in; weliswaar niet zo professioneel als de stemacteur, maar toch verdienstelijk. Later kwam alles goed. Tom plakte en knipte de beste fragmenten handig tot een bruikbaar geheel. Zo werd jonkheer George Reuchlin die avond langzaam maar zeker weer tot leven gewekt. Jeroen bleek inderdaad een prima stand-in. Beluister het hoorspel zelf maar eens in de tentoonstelling.

Nederlanders op de Titanic is tot 17 juni 2012 te bezoeken.

vrijdag 10 februari 2012

Professor Plons naar de beurs


Nog twee maanden en dan nemen we afscheid van de huidige kindertentoonstelling over Professor Plons. Zijn opvolger – een ietwat verhipte Professor – staat echter al te trappelen in de coulissen. Er wacht hem een zware taak: bij de opening op 16 juni moet hij de oude Plons volledig doen verbleken. Gelukkig krijgt hij hulp.
Dinsdag kregen we een mailtje binnen van collega Sjoerd de Meer:

“Op een veiling in Dordrecht is Professor Plons er vandaag in geslaagd om twee bijzondere en unieke 19de eeuwse hondjes te verwerven.
De hondjes werden voor een bedrag van € 80,- afgehamerd en door de veilinghouder toegewezen aan 'Professor Plons'. Inclusief opgeld en administratiekosten komt de totale uitgave van de professor uit op ca. € 110,-.
Aangezien professor Plons slechts € 100,- bij zich had, wordt voor de nog resterende € 10,- een beroep gedaan op crowdfunding onder het personeel van het Maritiem Museum Rotterdam.”

Wat maar weer illustreert hoe collega’s hun best doen om de nieuwe Plons bij te staan. Samen met conservator Wouter Heijveld heeft Sjoerd zich namelijk geworpen op de zogenaamde “collectie” van Plons. Aan boord van het speelschip van de Professor – de Plons 004 – vinden kinderen straks een onderzoeksruimte met de meest uiteenlopende objecten. Van bovengenoemde hondjes – die zeemansvrouwen in het kozijn zetten om aan te geven of manlief thuis was of op zee – tot oude scheepsmodellen, maritieme schilderijen en bewerkte walrustanden.


Onze nieuwe Professor blijkt namelijk een heuse verzamelaar te zijn; een neurotische collectioneur die, om zijn onbeheersbare verzamelwoede te reguleren, wel wat hulp van kinderen kan gebruiken. Zoiets zet je natuurlijk niet in scene met tweederangsspulletjes. Vandaar dat in de eigen collectie en op beurzen en veilingen wordt gezocht naar de ultieme Plons-objecten.
En Sjoerd doet dat door zich op een veiling in te schrijven als niemand minder dan Plons zelf. Zo komt de nieuwe Professor voortijdig tot leven.

vrijdag 3 februari 2012

Goedbedoelde rotzooi


Van mij hoeft het niet zo nodig. Van die vitrines met een gezellige potpourri aan alledaagse spullen die het thema van een tentoonstelling illustreren. We hebben zoiets op "Geen Zee te Hoog" - een portrettengalerij met matrozen - en we hadden het vorig jaar bij “Fashion Ahoy”; vijf meter vitrine vol verwijzingen naar maritieme mode in de vorm van Peppie en Kokkie, parfumflesjes van Jean Paul Gaultier, de bijbehorende homo-erotische affiches, een knalgele onderbroek van de Zeeman, platenhoezen met matrozen, boeken, speelgoed, noem maar op.
Persoonlijk vind ik het thematisch relevante ruis, waar ik doorgaans aan voorbij loop. Toch is er een doelgroep voor dit soort uitstallingen en die bedienen we natuurlijk met plezier. Het museum is immers niet alleen bedoeld voor sceptische mannen van middelbare leeftijd die het allemaal wel denken te weten.
Mannen als ik.
Wat ik er ook van mag vinden, het verzamelen van zo’n diversiteit aan materialen is geen sinecure en levert grappige taferelen op. Meestal zorgt collega Anja voor alle spulletjes, waardoor, als de deadline nadert, haar bureau bedolven raakt onder associatieve prullaria. Die bemachtigt ze door haar omvangrijke netwerk aan te spreken, de huisraad van collega’s te plunderen of gewoon door uitgebreid op Marktplaats te shoppen. Geen object zo vreemd of ze weet het te achterhalen.
Ook bij “Echte Piraten!” (vanaf 24 maart geopend) is het raak. In deze tentoonstelling komen de nodige (of, in mijn geval, onnodige) kijkdoosjes die de vele clichés rondom pirateneilanden illustreren; met stripboeken, filmposters, speelgoed… de hele santenkraam. Vandaar bijgevoegde foto. U ziet hoe educator Hanneke en marketeer Marijke zich verkneukelen over het playmobiel-pirateneiland dat net is binnengekomen.
Nou, doe mij maar echte objecten.
Natuurlijk heb ik collegiaal mijn reserves voor me gehouden. Wel was ik blij toen de dames na enige tijd het kantoor verlieten. Kon ik eindelijk zelf spelen met de poppetjes. Vroeger had ik namelijk ook zo’n soort playmobiel-piratenschip.

vrijdag 27 januari 2012

De ontdekking van het Coolhaveneiland


Had ik al eens verteld wat een leuke baan ik heb? Soms mogen we zelfs luchten. Eergisteren nog, toen ik samen met Esther Gernette, de cultuurscout van Delfshaven, en Gudrun Feldkamp, de projectleider van de Museumstraat, een bezoek bracht aan de wijk Coolhaven. Bij de fans van Jules Deelder beter bekend als Cool-heaven.
“Coolhaven is een veel betere plek voor de Museumstraat dan die hippe Graaf Florisstraat van jullie”, vond Esther: “Op het Coolhaveneiland bereik je tenminste een nieuw publiek.”
“Ook handig als je aanvullende subsidiepotjes wilt aanspreken”, wist Gudrun.
Ik liet me graag overtuigen, want het project de Museumstraat is inderdaad bedoeld om nieuwe publieksgroepen aan te spreken. Vijf Rotterdamse musea zullen in april in vier uiteenlopende wijken opduiken en daar, in vijf huiskamers, hun ding doen: mooie objecten laten zien en er inspirerende verhalen bij vertellen.
Wij dus op de fiets richting Coolhaven. Een eiland dat ik eigenlijk vooral uit de verte ken, vanaf de overkant, als ik over de Rochussenstraat fiets.
“Ken je dit plekje al?”, vroeg Esther, direct nadat we via de Parksluizen op het eiland waren aangekomen. Ze ging ons dapper voor en daalde met haar fiets een dijkje af. “Parkstrand” meldde een bord. We belandden in een surrealistische oase; een soort zomerse herinnering aan Hoek van Holland, met duinbegroeiing, houten zitjes, een lange glijbaan en een klein paviljoen. De Coolhaven fungeerde als zee.
“Verrassend, dat Coolhaven”, zei ik verbaasd.
Gudrun vond dat ook.
Esther wist het allang.
Na het Parkstrand bekeken we de huizen aan de Coolhavenkade, de Havenstraat en de Willem Buytewechstraat. Esther toonde zich een enthousiaste gids: “Hier ken ik twee dames die vrijwilliger zijn bij het Parkstrand. Die willen hun huis vast wel openstellen.”
"Volgens mij woont hier een enthousiaste vrijwilligster uit Diergaarde Blijdorp”, herinnerde ik me. En Gudrun kende vooral allerlei creatievelingen die op Coolhaven resideerden.
Na een uurtje rondfietsen concludeerden we gedrieën dat het Coolhaveneiland inderdaad de ideale, locatie is voor de Museumstraat. En dan met name de Coolhavenkade. Nu nog de bewoners verleiden om voor gastheer te spelen.

dinsdag 17 januari 2012

De nieuwe Plons is nabij


Belangrijk moment in de wording van de nieuwe Professor Plons tentoonstelling: vorige week werd het definitief ontwerp gepresenteerd. Dat mocht ook wel, want onze technische dienst is al druk bezig met de voorbereidingen om de expositie in juni op te kunnen leveren. Zo’n definitief ontwerp is vooral een verfijning van het voorlopig ontwerp, dat al in oktober gereed kwam. Grote verrassingen waren dus uitgesloten.
Of toch niet?
Meestal schuilt er wel een financieel addertje onder het gras. Je kunt namelijk pas echt rekenen aan een tentoonstelling als het voorlopig ontwerp gereed komt. Dat is dan vaak het moment dat de realiteit genadeloos toeslaat. De touch screens blijken te duur, het decor megalomaan of de bruiklenen niet te verzekeren. Dat soort teleurstellingen.
Ook bij Plons?
Ook bij Plons!
Toch valt de schade enorm mee. Bureau Tinker presenteerde een 106 bladzijden tellend definitief ontwerp dat zelfs een nuchtere educator weet te enthousiasmeren. Oplettende lezers ontdekten weliswaar dat in de toekomstige haven van Professor Plons het containerschip niet meer heen en weer kan varen, de hijskraan iets soberder oogt en de rondvaartspeelboot komt te vervallen, maar daar zullen onze bezoekertjes weinig van merken; zij hebben het voorlopig ontwerp immers nooit bestudeerd. Niet gehinderd door enige voorkennis kijken ze straks hun ogen uit in het futuristische onderzoeksschip van Professor Plons, varen ze mee op de gammele Zuipschuit van kapitein Kurk en gaan ze kopje onder in de duikboot van Scheurbuik. De nieuwe Plons wordt een maritieme belevenis waarin je uren kunt spelen, sjouwen, puzzelen en chillen.

donderdag 5 januari 2012

Op zoek naar een volkswijk


“De Beverwaard is wel moeilijk hoor…”
“Misschien, maar wij hebben daar gewerkt met de eigenaar van een snackbar. Die man is voor allerlei leuke projecten te porren.”
“Ik zou toch kiezen voor Ommoord. Die wijk ligt immers ook in het oosten. We hebben dan een hippe straat in het Oude Westen, de Dordtselaan op Zuid – ook een uitdaging – en in het noorden die winkelstraat in Hillegersberg.”
“Wel? Daar past de Beverwaard toch prima tussen?”
“Vind ik ook; dan hebben we meteen twee wijken op Zuid.”
“Leuk, maar de Dordtselaan ligt ook in een volkswijk… Ik vind dat de wijken wel moeten verschillen.”
“En dan kies jij voor Ommoord? Dat lijkt toch juist weer veel op Hillegersberg?!”
“Vind je?”

Deze merkwaardige discussie ontstond eind vorig jaar toen medewerkers van vijf Rotterdamse musea de koppen bij elkaar staken om een gezamenlijk project in gang te zetten: de Museumstraat.
In het kader van dit project willen het Maritiem Museum, het Nederlands Fotomuseum, Museum Rotterdam, het Chabot Museum en het Nationaal Onderwijs Museum in april twee weekenden Rotterdam in trekken. Elke dag naar een andere straat in een andere wijk. Daar zijn we dan thuis te gast bij gewone Rotterdammers en in die verrassende ambiance tonen we een kunstwerk of een boeiend object, doen we een workshop, een uitvoering, verzin het maar.
Rotterdamse musea in uw eigen woonkamer dus eigenlijk.
Voor zover wij weten, gebeurt dit voor het eerst en is hier sprake van een origineel Rotterdams initiatief.
Een plezierig project om aan te werken. Het samenspel tussen de vijf musea en de cultuurscouts, die ons wegwijs maken in de wijken, verloopt overigens gesmeerd, maar mocht u bepaalde high-tech-verwachtingen hebben bij dit soort creatieve projecten door gerenommeerde instellingen, dan moet ik u teleurstellen. Zo werden de benodigde wijken domweg gekozen op basis van ervaring, fingerspitzengefühl en intuïtie (vooral vrouwelijke). En dat alles gezellig op zolder in het Schielandhuis, met behulp van een oude kaart van Rotterdam, een metalen stang en wat melkcupjes. Waarbij de cupjes de potentiële wijkprojecten markeren en de stang de scheidslijn tussen oost en west.
En we kwamen er nog uit ook.

“Dus wat doen we nou?”
“Gewoon, de Beverwaard!”
“Precies. Als we te weinig bewoners bereid vinden om hun huis open te stellen, kunnen we altijd nog uitwijken naar Ommoord.”
“OK, de Beverwaard dus…”