vrijdag 25 februari 2011

Secundaire arbeidsvoorwaarden


Ik vrees dat dit een vaag blogje wordt.

Afgelopen zondag gebeurde er namelijk iets stiekems, iets geheims. Ik kan er wel iets over vertellen, maar de hoe-, wat-, waarom- en wanneervraag mag ik niet beantwoorden. Omdat de gebeurtenis zo aardig mijn secundaire arbeidsvoorwaarden illustreert, wil ik er toch een blogje aan wijden.

Het zit namelijk zo: wie een zwembad in zijn tuin ambieert, kan beter geen museum als broodheer zoeken, maar qua leuke belevenissen kun je je geen betere werkgever wensen. Dat geldt niet alleen voor de werknemer zelf – ik noem bijvoorbeeld al die boeiende musea en (kunst)historische objecten waar ik wekelijks mee te maken heb – maar ook voor zijn gezinsleden.
Zo kon dochter Loes onlangs met vriendinnetje Olivia op les bij de dansdokters. Waarom? Dat ga ik dus niet verklappen. Maar hoe het ook zij, de tienjarige diva’s dansten de sterren van de hemel en zagen reeds na twee uur een roemrijke toekomst gloren. Heupwiegend op klassieke disco en tollend op een polka hadden ze de tijd van hun leven. En ik - als trots toekijkende vader - natuurlijk ook.

Kijk eens naar de lol die van bovenstaande foto spat. Kom daar maar eens om bij de Roteb, de Shell of Deltalloyd…

vrijdag 18 februari 2011

Zesdaagse schoolweek


De Chinese gemeenschap blijft me verbazen.

Afgelopen zaterdag bezocht ik Chinese School in Rotterdam. Bij de komende China-tentoonstelling willen we een bijpassende les voor groep 7 en 8 namelijk inleiden met een korte introductiefilm. De les gaat vooral over “wereldburgerschap” (het verdiepen in elkaars cultuur en gewoontes zodat je meer begrip voor elkaar krijgt en beter kunt samenwerken) en om zo’n onderwerp voor een kind van elf begrijpelijk te maken, is het natuurlijk leuk om een leeftijdgenootje te volgen die met het ene been in de Nederlandse en het andere in Chinese cultuur staat.

Ik was dus op zoek naar een Chinees voorbeeldkind.

“Dan moet u misschien bij de Chinese school in Rotterdam filmen.”, aldus mevrouw Lai van restaurant Happy Palace, waar ik onlangs met collega Pieter dineerde.
Mevrouw Lai bracht me in contact met haar nichtje, Sanny Kleijne-To, de penningmeester van de Chinese school en geheel volgens Chinees gebruik arrangeerden we een kennismakingsgesprek; eerst vertrouwen, dan zaken. Dat gebeurde uiteraard op Chinese School zelf.

Ik viel van de ene verbazing in de andere. Elke zaterdag komen ruim 350 (!) Chinese kinderen naar het gebouw van het Albeda-College aan de Baljuwstraat waar de Chinese school een tiental lokalen heeft gehuurd. Daar krijgen ze - net als doordeweeks - les in de groepen 1 tot en met 8.
Terwijl in de centrale hal enkele kinderen hun Kung Fu kunsten bijspijkerden, zag ik om 11:00 uur een stroom vrolijke leerlingen de Chinese school binnen komen.

Zes dagen school per week en toch een goed humeur!

“En de leerkrachten? Waar vind jullie die?”, vroeg ik Sanny.
“Dat zijn allemaal vrijwilligers.”, vertelde ze.
“En het hoofd van de school, en het bestuur?”
“Ook allemaal vrijwilligers.”
Op zich al indrukwekkend: een complete school gerund door vrijwilligers, maar als klap op de vuurpijl bleek Chinese School helemaal niet te bestaan. Alleen in Rotterdam zijn er namelijk al vier!
“Onze school is een openbare Chinese school, maar er zijn nog drie andere, waaronder een Katholieke…”, vertelde Sanny trots.

En wij maar denken dat Nederlanders strak georganiseerd zijn…

zaterdag 12 februari 2011

Macho-blogger


Ik kan hier natuurlijk stoer de macho-blogger uithangen, maar afgelopen donderdag bleek ik toch een stuk empatischer dan gedacht. Die avond organiseerde ons museum een debat over bootvluchtelingen, passend bij een onlangs geopende tentoonstelling met hetzelfde thema. Een van de sprekers was René Eichelsheim, voormalig gezagvoerder op de ‘Nedlloyd Hobart’, een schip dat in 1981, in de buurt van China, ruim 60 Vietnamese bootvluchtelingen oppikte. Na een verblijf van enkele dagen aan boord van de ‘Hobart’ werden deze mannen, vrouwen en kinderen in Hong Kong afgezet. Daar waren destijds speciaal ingerichte opvangkampen voor bootvluchtelingen.
“De omstandigheden in die kampen waren niet best.”, aldus Eichelsheim: “Bij ons aan boord hadden ze het een stuk beter. Ik ben zo benieuwd wat er van deze mensen geworden is. We hebben nooit meer iets van ze gehoord.”

Uiteraard hoorde ik zijn verhaal geïnteresseerd aan, maar diep geroerd was ik nog niet. “Tja, zo gaan die dingen”, denk ik dan nuchter.

Tot vijftien minuten later een Vietnamese man van middelbare leeftijd – slechts drie stoeltjes van mij verwijderd - opstond en de microfoon vroeg. In vloeiend Nederlands, met licht Vietnamees accent, nam hij het woord: “Ik wil allereerst Nederland bedanken voor de goede opvang van de bootvluchtelingen.”
En toen tot een verbouwereerde Eichelsheim: “Ik was destijds aan boord van uw schip. Zonder u was het met ons verkeerd afgelopen. Bedankt.”
De zaal was inmiddels muisstil.
“Ik kan u ook vertellen wat er met de mensen uit Hong Kong is gebeurd. Ze maken het allemaal goed. 37 leven nu in Nederland, de rest in Duitsland, Canada, Amerika en Australië.”

Nou vooruit, toen moest ik toch wel een traantje onderdrukken. En met mij de hele zaal.

donderdag 3 februari 2011

Chinezen zijn onmin-grappig



Gisteren vierde Rotterdam Chinees Nieuwjaar. Dit oosterse evenement vindt elk jaar plaats in het wijkpark van het Oude Westen, samen met Katendrecht dé Chinese wijk van Rotterdam. U raadt het al: ook het Maritiem Museum gaf acte de presence. Chinees Nieuwjaar was voor ons een uitgelezen kans om zoveel mogelijk gewone Chinezen en Nederlanders over elkaar aan de tand te voelen en op de gevoelige plaat vast te leggen. Joop Reijngoud nam het fotograferen voor zijn rekening en een team van het museum, ondersteund door China-experts Linda Malherbe en Fenmei Hu, deed de interviews. Na een zonnige winterdag hadden we meer dan tachtig mensen gesproken. Een rijke oogst aan portretten en citaten die straks een plekje krijgt in de tentoonstelling “Yin en Jan, China en Nederland door Scheepvaart verbonden”.

Uiteraard passeerden tijdens de vraaggesprekken alle cliché’s revue: Chinezen zijn hoffelijk, gesloten en werken keihard; Hollanders tolerant, to the point en soms bot. Toch waren er ook verrassende observaties en herinneringen. Aan de eerste afhaalchinees aan de Mathenesserbrug bijvoorbeeld (“Nie pan, nie nasi!”), aan strenge Chinese moeders, de Antilliaans-Chinese keuken en Chinese vaders die op zee bleven. De grappigste reactie kwam van Chakir en Musa, een Marokkaans wijsneusje en een Turks bijdehandje:

“Wat vinden jullie een bijzondere Chinese eigenschap of gewoonte?”, vroeg ik.
“Chinezen eten alles: slangen, honden, varkens, echt alles!”, antwoordden de twee jongens in koor, met grote ogen, alsof ze het zelf niet durfden te geloven.
“En wat vinden jullie leuk aan Chinezen?”
“Ze zijn zo grappig! Vooral als ze zo raar gaan praten, ‘Ni hao’ bijvoorbeeld.” De jongens barstten in lachen uit: “Dat vinden wij onmin-grappig!”