vrijdag 30 maart 2012

Gemanipuleerde uitslagen


Welke bewering over piraat Claes Compaen is waar?

A: Hij stierf in een gevecht
B: Hij werd gemarteld en daarna onthoofd
C: Hij stierf in bed

Welke piraat heeft echt bestaan?

A: Piet Piraat
B: Zwartbaard
C: Jack Sparrow

Twee vragen uit de maritieme kennisquiz die conservator Ron Brand en ik afgelopen zaterdag afnamen tijdens de Dreamnight at the Museum. Een speciale avond voor chronische zieke kinderen en hun ouders, broertjes en zusjes. Vele collega’s waren vrijwillig aanwezig en trokken alles uit de kast om er een onvergetelijke avond van te maken. Sommigen sloegen aan het schminken; de zakelijk directeur bakte pannenkoeken; het hoofd collecties speelde, samen met een TD’er, voor viking; de jongens van collectiebeheer leerden kinderen knopen; medeblogger Pieter Jan maakte maritieme portretfoto’s; en meer leuks. Bovendien hadden we een blik piraten opengetrokken.
Acteurs uiteraard.
De Dreamnight (maar dan at the Zoo) is al langer een begrip in de dierentuinwereld. Een ideetje van dierverzorger Peter van der Wulp uit Blijdorp dat inmiddels wereldwijd door ruim 230 dierentuinen wordt nagevolgd. Het Maritiem Museum verzorgde de eerste (althans, in Europa) Dreamnight at the Museum. Het werd een bijzondere avond: vol blije kindergezichten, ontroerde ouders en fijne collega’s. Goed voor de teamspirit en super voor de kinderen.
En wat de quiz betreft…
De strijd moest per se tussen een kind en een van zijn ouders gaan. Uiteraard hadden Ron en ik de quiz dusdanig gemanipuleerd dat de kinderen altijd als winnaar uit de bus rolden.
Toevallig.
De eerste vraag was er dus typisch een voor een volwassene (antwoord C) en de tweede voor een kind (antwoord B). De verslagen vaders en moeders speelden hun verliezersrol glansrijk uit, met veel misbaar en verbijstering.
Trots dat de jonge winnaars waren.

vrijdag 16 maart 2012

Kinderarbeid


Vier blogs geleden kwam ik uit de kast. Ik bekende – tot ontsteltenis van sommige collega’s – dat ik een hekel heb aan van die vitrines gevuld met alledaagse objecten die de hedendaagse invloed van het onderwerp van een tentoonstelling illustreren. Of althans, die dat pretenderen.
“Als je maar gelukkig bent”, reageerde een collega begripvol.
“We hebben het altijd al geweten”, zei een ander.
In de komende – overigens prachtige – tentoonstelling “Echte piraten” is het weer zover. Ik mag me wederom ergeren. Dit keer aan vitrines gevuld met “Kuifje en de Schat van Scharlaken Rackham”, een piratenschip van playmobiel, dvd’s van “Pirates of the Caribean” en meer piratenprullaria uit eigen huis en tuin.
Diezelfde vitrines waren er de oorzaak van dat ik op een vrijdagmiddag twee vrolijke jongetjes aantrof in mijn kantoor. Het waren Ries en Jonat, de zoontjes van collega-educator Hanneke, die zich met de piratententoonstelling bezig houdt.
De jongens bivakkeerden tussen een onoverzichtelijke zee van legoblokjes.
“We mogen van mama dit piratenschip in elkaar zetten", verklaarde Ries.
Trots wees Jonat op het plaatje op de doos. Het zag er spannend uit.
De jongens hadden het duidelijk naar hun zin. In opperste concentratie speurden ze naar dat ene blokje dat ze net nodig hadden, ondertussen vrolijk keuvelend over school. Zo nu en dan vloekte Ries als een echte piraat en deed Jonat verdienstelijk het geluid van een kanonsschot na.
Best gezellig.
Het piratenschip bleek echter dusdanig complex dat de jongens na drie uur nog niet uitgebouwd waren. Ik was benieuwd hoe Hanneke dit op ging lossen en meende zelfs dat ze me af en toe een veelbetekenende blik toewierp. Zou ze willen dat ik verder ging bouwen? Verleidelijk en stiekem ook wel leuk, maar ik veinsde onbegrip, want ik had het erg druk met de nieuwe Professor Plons. Hanneke was echter niet voor een gat te vangen en wist uiteindelijk een van onze gastheren op de Buffel zo gek te krijgen het piratenschip af te bouwen. Met veel plezier kennelijk:
“Als je nog ’s zo’n leuk klusje hebt, hou ik me aanbevolen.”
De charmeur.

vrijdag 2 maart 2012

Biertje


“Biertje?”
Bepaald geen vraag die een gematigd geheelonthouder dagelijks wordt gesteld. En al helemaal niet tijdens werktijd. Het was niettemin het eerste wat schipper Jan vroeg toen ik bij hem aan boord stapte. Jan is de eigenaar van de gele kitsgetuigde zeilboot die ’s winters in de Coolhaven dobbert.
“Doet u mij maar water.”, suggereerde ik.
Vermoedelijk niet het meest sociaal wenselijke antwoord, maar ik wist zo snel geen beter alternatief. Jan stak een sigaret op en bekeek me taxerend.
Op zondag 22 april is Jan een van de gastheren van de Museumstraat. Vijf Rotterdamse musea strijken dan neer in Coolhaven. Het Onderwijsmuseum, Museum Rotterdam, het Fotomuseum en het Chabotmuseum vinden onderdak aan wal, bij gasthuizen aan de Coolhavenkade, en logischerwijs is Jans zeilschip de beste match voor het Maritiem Museum. Vandaar onze ontmoeting. Ik daalde af in de kleine kajuit en nam plaats aan een tafel vol zeekaarten, veelal van het Oostzeegebied.
“Leuk dat u mee wilt doen aan de Museumstraat,” opperde ik.
“Ja, ik ben altijd wel in voor dat soort dingen. Ik doe ook mee aan Oostende voor Anker”, antwoordde Jan zakelijk.
Op een of andere manier voelde ik me in Jans maritieme gezelschap een betreurenswaardige landrot. Ik stak maar gewoon van wal en vertelde hem welk object ons museum graag aan boord van zijn kits wil presenteren: een exemplaar van 'Begin ende Voortgangh, van de Vereenighde Nederlantsche Geoctroyeerde Oost-indische Compagnie' door Isaac Commelin uit 1646, een indrukwekkend boekwerk uit de Gouden Eeuw.
Jan ontdooide meteen: “Dat soort boeken ken ik wel. Eigenlijk bestaan ze nog steeds. Het zijn een soort zeilaanwijzingen.”
Met een gerichte greep pakte hij een verfomfaaid boek uit een rommelige kast. Het stond vol foto’s van kusten en havens. Jan had gelijk, zijn boek was inderdaad een moderne pendant van ons ‘Begin ende Voortgangh’; beide boeken helpen de zeeman immers op weg.
“Moderne rommel natuurlijk, lang niet zo mooi als jullie boek, maar toch!”, vond Jan.
“Misschien”, beaamde ik aarzelend: “maar juist leuk om naast elkaar te tonen.”
Dat vond Jan ook en vanaf dat moment was het ijs kennelijk gebroken. Onze korte kennismaking raakte op drift en ontaardde in een interessante discussie over de zegeningen van het Rijnlandse economische model (zoals toegepast door Ikea in Estland), de moedernegotie op de Oostzee, de geschiedenis van de Hanzesteden en duizend en een andere, al dan niet maritieme, gespreksonderwerpen. Jan bleek een vat vol nautische kennis en daarmee een natuurlijke partner voor ons museum.
“Nog een watertje?”
Dat sloeg ik natuurlijk niet af.