vrijdag 2 maart 2012

Biertje


“Biertje?”
Bepaald geen vraag die een gematigd geheelonthouder dagelijks wordt gesteld. En al helemaal niet tijdens werktijd. Het was niettemin het eerste wat schipper Jan vroeg toen ik bij hem aan boord stapte. Jan is de eigenaar van de gele kitsgetuigde zeilboot die ’s winters in de Coolhaven dobbert.
“Doet u mij maar water.”, suggereerde ik.
Vermoedelijk niet het meest sociaal wenselijke antwoord, maar ik wist zo snel geen beter alternatief. Jan stak een sigaret op en bekeek me taxerend.
Op zondag 22 april is Jan een van de gastheren van de Museumstraat. Vijf Rotterdamse musea strijken dan neer in Coolhaven. Het Onderwijsmuseum, Museum Rotterdam, het Fotomuseum en het Chabotmuseum vinden onderdak aan wal, bij gasthuizen aan de Coolhavenkade, en logischerwijs is Jans zeilschip de beste match voor het Maritiem Museum. Vandaar onze ontmoeting. Ik daalde af in de kleine kajuit en nam plaats aan een tafel vol zeekaarten, veelal van het Oostzeegebied.
“Leuk dat u mee wilt doen aan de Museumstraat,” opperde ik.
“Ja, ik ben altijd wel in voor dat soort dingen. Ik doe ook mee aan Oostende voor Anker”, antwoordde Jan zakelijk.
Op een of andere manier voelde ik me in Jans maritieme gezelschap een betreurenswaardige landrot. Ik stak maar gewoon van wal en vertelde hem welk object ons museum graag aan boord van zijn kits wil presenteren: een exemplaar van 'Begin ende Voortgangh, van de Vereenighde Nederlantsche Geoctroyeerde Oost-indische Compagnie' door Isaac Commelin uit 1646, een indrukwekkend boekwerk uit de Gouden Eeuw.
Jan ontdooide meteen: “Dat soort boeken ken ik wel. Eigenlijk bestaan ze nog steeds. Het zijn een soort zeilaanwijzingen.”
Met een gerichte greep pakte hij een verfomfaaid boek uit een rommelige kast. Het stond vol foto’s van kusten en havens. Jan had gelijk, zijn boek was inderdaad een moderne pendant van ons ‘Begin ende Voortgangh’; beide boeken helpen de zeeman immers op weg.
“Moderne rommel natuurlijk, lang niet zo mooi als jullie boek, maar toch!”, vond Jan.
“Misschien”, beaamde ik aarzelend: “maar juist leuk om naast elkaar te tonen.”
Dat vond Jan ook en vanaf dat moment was het ijs kennelijk gebroken. Onze korte kennismaking raakte op drift en ontaardde in een interessante discussie over de zegeningen van het Rijnlandse economische model (zoals toegepast door Ikea in Estland), de moedernegotie op de Oostzee, de geschiedenis van de Hanzesteden en duizend en een andere, al dan niet maritieme, gespreksonderwerpen. Jan bleek een vat vol nautische kennis en daarmee een natuurlijke partner voor ons museum.
“Nog een watertje?”
Dat sloeg ik natuurlijk niet af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten